Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Deuteronomium 12

1 Dit zijn de inzettingen en verordeningen die gij, zolang gij op aarde leeft, nauwgezet zult betrachten in het land dat de Heer, de god uwer vaderen, u in bezit heeft gegeven.2 Verwoesten zult gij al de plaatsen waar de volken die gij gaat verdrijven hun goden hebben gediend: op de hooge bergen en de heuvelen en onder elken lommerrijken boom;3 hun altaren zult gij omverwerpen, hun wij-steenen verbrijzelen, hun gewijde boomstammen verbranden en de beelden hunner goden omhouwen, en zo hun naam van die plaats doen verdwijnen.4 Alzo zult gij den Heer, uw god, niet vereren;

5 maar de plaats die de Heer, uw god, uit al uw stammen zal uitkiezen om er zijn naam te vestigen, om er te wonen, zult gij opzoeken; daarheen zult gij gaan,6 daar uw brandoffers en slachtoffers, uw tienden en wijgaven, uw geloften en vrijwillige giften en de eerstgeborenen van uw runderen en uw kleinvee brengen,7 en daar met uw huisgenoten voor het aangezicht van den Heer, uw god, eten en vrolijk zijn over al uw bedrijf, waarin de Heer, uw god, u gezegend heeft.8 Gij zult niet meer doen alwat wij heden hier doen: een ieder wat in zijn oog recht is;9 want tot dusverre zijt gij niet aan de plaats der rust noch in het erve gekomen dat de Heer, uw god, u geeft.10 Maar gij zult den Jordaan overtrekken en u vestigen in het land dat de Heer, uw god, u zal toewijzen, en hij zal u rust verschaffen van al uw vijanden rondom, zodat gij veilig woont,11 en dan zult gij naar de plaats die de Heer, uw god, zal uitkiezen om er zijn naam te doen wonen brengen alwat ik u gebied: uw brandoffers en slachtoffers, uw tienden en wijgaven, en de ganse keur der geloften die gij aan den Heer beloven zult;12 en gij zult voor het aangezicht van den Heer, uw god, vrolijk zijn met uw zonen en dochters, met uw dienstknechten en dienstmaagden, en met den Leviet die in uw steden woont; want hij heeft geen aandeel of erve onder u.13 Neem u in acht uw brandoffers niet te brengen op de eerste de beste plaats,14 maar alleen op de plaats die de Heer in een uwer stammen zal uitkiezen; daar zult gij uw brandoffers brengen, daar alles doen wat ik u gebied.15 Evenwel naar hartelust moogt gij in al uw steden slachten en vlees eten, naar den zegen dien de Heer, uw god, u in al uw steden zal hebben gegeven: de onreine en de reine mogen het eten, zoals men gazelle en hert eet;16 maar het bloed zult gij niet eten, gij moet het op den grond uitstorten als water.17 Het is niet beoorloofd in uw steden te eten de tienden van uw koorn, most en olie, noch de eerstgeborenen van uw runderen en uw kleinvee, noch enige der geloften die gij beloven zult, noch uw vrijwillige giften, noch uw wijgaven;18 neen, voor den Heer, uw god, aan de plaats die de Heer, uw god, uitkiezen zal, zult gij ze eten, met uw zoon en dochter, met uw dienstknecht en dienstmaagd, en met den Leviet die in uw steden woont, en gij zult vrolijk zijn voor het aangezicht van den Heer, uw god, over al uw bedrijf.19 Neem u in acht zolang gij in uw land woont den Leviet niet aan zijn lot over te laten.20 Wanneer de Heer, uw god, uw grondgebied uitbreidt, zoals hij u heeft toegezegd, en gij zegt: Ik wil vlees eten--omdat gij lust hebt vlees te eten, dan moogt gij geheel naar hartelust vlees eten;21 indien de plaats die de Heer, uw god, zal uitkiezen om er zijn naam te vestigen te ver van u verwijderd is, dan moogt gij van uw runderen en uw kleinvee, die de Heer u zal gegeven hebben, slachten gelijk ik u geboden heb, en eten in uw steden naar hartelust;22 maar evenals men de gazelle en het hert eet, zo zult gij ze eten; de onreine en de reine samen zullen er van eten.23 Doch pas terdege op dat gij het bloed niet eet; want het bloed, dat is de ziel, en gij moogt niet met het vlees de ziel eten;24 gij zult het niet eten, op den grond zult gij het uitstorten als water;25 gij zult het niet eten; opdat het u en uw kinderen na u welga, als gij doet wat recht is in het oog des Heeren.26 Doch met alwat gij hebt van gewijde zaken en uw geloften zult gij komen ter plaatse die de Heer zal uitkiezen;27 gij zult uw brandoffers, het vlees en het bloed, brengen op het altaar van den Heer, uw god; en van uw slachtoffers zal het bloed op het altaar van den Heer, uw god, uitgestort en het vlees door u gegeten worden.28 Onderhoud al deze woorden die ik u gebied, en luister er naar; opdat het u en uw kinderen na u tot in eeuwigheid welga, als gij doet wat goed en recht is in het oog van den Heer, uw god.29 Wanneer de Heer, uw god, de volken die gij gaat verdrijven uitroeit voor uw aangezicht, zodat gij hen verdrijft en u in hun land vestigt,30 neem u dan in acht dat gij niet, nadat zij voor u uit verdelgd zijn, door hun voorbeeld in den strik valt en naar hun goden vraagt en zegt: Hoe dienden deze volken hun goden? dan zal ik ook zo doen. --31 Gij zult niet alzo doen voor den Heer, uw god; want alwat de Heer verafschuwt en haat hebben zij voor hun goden gedaan; zelfs verbranden zij hun zonen en dochters voor hun goden.32 Alwat ik u gebied, dat zult gij nauwgezet betrachten, er niets aan toevoegen en er niets van afdoen.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile