Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Daniël 3

1 Koning Nebukadnesar maakte een gouden beeld, zestig el hoog, zes el breed, en richtte het op in de vallei Dura, in het landschap Babel.2 En koning3 Nebukadresar liet verzamelen de satrapen, stadhouders, landvoogden, opperrechters, schatmeesters, staatsraden, rechters en alle overheidspersonen van het landschap; opdat zij zouden komen tot inwijding van het beeld hetwelk koning Nebukadresar had opgericht. Toen verzamelden zich de satrapen, stadhouders, landvoogden, opperrechters, schatmeesters, staatsraden, rechters en alle overheidspersonen van het landschap tot inwijding van het beeld dat koning Nebukadresar had opgericht, en plaatsten zich tegenover het beeld dat Nebukadresar had opgericht.4 Toen riep een heraut luidkeels: U, volken, stammen en talen, wordt bevolen:5 zodra gij het geluid der hoornen, fluiten, citers, luiten, harpen, orgelen en allerlei andere instrumenten hoort, moet gij neervallen en het gouden beeld aanbidden dat koning Nebukadresar heeft opgericht;6 en alwie niet aanbiddend neervalt zal terstond in den brandenden vuuroven geworpen worden.7 Dientengevolge vielen, zodra de volken het geluid der hoornen, fluiten, citers, luiten, harpen en allerlei andere muziekinstrumenten hoorden, alle volken, stammen en talen onmiddellijk neer, in aanbidding van het gouden beeld dat koning Nebukadresar had opgericht.

8 Dientengevolge traden terstond enige Chaldeeuwsche mannen toe en klaagden de Joden aan.9 Zij hieven aan en zeiden tot koning Nebukadnesar: Koning, leef tot in eeuwigheid!10 Gij, de koning, hebt een bevel uitgevaardigd, dat ieder mens op het horen van het geluid der hoornen, fluiten, citers, luiten, harpen, orgelen en allerlei andere muziekinstrumenten moest neervallen en het gouden beeld aanbidden,11 en dat alwie niet aanbiddend neerviel in den brandenden vuuroven zou geworpen worden.12 Nu zijn er enige Joodse mannen, dezelfden aan wie gij het bestuur over het landschap Babel opgedragen hebt, Sjadrach, Mesjach en Abednego; deze mannen hebben zich aan u, o koning, niet gestoord: uw god dienen zij niet, en het gouden beeld dat gij opgericht hebt aanbidden zij niet.13 Toen beval Nebukadnesar in woede en gramschap Sjadrach, Mesjach en Abednego te halen; waarop men die mannen tot den koning bracht. Nebukadnesar hief aan en14 zeide tot hen: Is het boos opzet, Sjadrach, Mesjach en Abednego, dat gij mijn god niet dient en het gouden beeld dat ik opgericht heb niet aanbidt?15 Indien gij nog bereid zijt om, zodra gij het geluid der hoornen, fluiten, citers, luiten, harpen, orgelen en allerlei andere muziekinstrumenten hoort, neer te vallen en het beeld te aanbidden dat ik gemaakt heb, goed! Maar indien gij het niet aanbidt, zult gij onmiddellijk in den brandenden vuuroven geworpen worden. En wie is de god die u uit mijn hand zou redden?16 Hierop antwoordden Sjadrach, Mesjach en Abednego en zeiden tot koning Nebukadnesar: Wij achten het niet nodig u hierop te antwoorden.17 Indien de God dien wij dienen in staat is ons te redden, dan zal hij ons uit den brandenden vuuroven en uit uw hand, o koning, redden.18 En zo niet, weet dan, o koning, dat wij uw god toch niet dienen noch het gouden beeld dat gij opgericht hebt aanbidden zullen.

19 Toen werd Nebukadnesar van gramschap vervuld en verwrongen zich de trekken van zijn gelaat vanwege Sjadrach, Mesjach en Abednego. Ten antwoord beval hij den oven zevenmaal heeter te stooken dan nodig was,20 en aan enige mannen, van de sterkste in zijn leger, gelastte hij Sjadrach, Mesjach en Abednego te binden om hen in den brandenden vuuroven te werpen.21 Zo bonden die mannen hen in hun broeken, hemden, mantels en andere klederen en wierpen hen in den brandenden vuuroven.22 Dientengevolge, naardien des konings woord zeer beslist was en de oven uitermate heet was gestookt, doodde de vlam van het vuur de mannen die Sjadrach, Mesjach en Abednego hadden opgeheschen,23 terwijl de drie mannen, Sjadrach, Mesjach en Abednego, gebonden midden in den vuuroven vielen.24 Toen verschrikte koning Nebukadnesar, stond ijlings op en richtte zich met deze woorden tot zijn raadsheren: Wij hebben immers drie mannen gebonden in het vuur geworpen? Zij antwoordden en zeiden tot den koning: Zeker, o koning!25 De koning hernam en zeide: Maar ik zie vier mannen ongebonden midden in het vuur rondgaan, zonderdat iets hen gedeerd heeft, en de vierde heeft het voorkomen van een godenzoon.26 Hierop naderde Nebukadnesar de deur van den brandenden vuuroven, hief aan en zeide: Sjadrach, Mesjach en Abednego, dienaren van den allerhoogsten God, treedt naar buiten en komt hier! Toen kwamen Sjadrach, Mesjach en Abednego uit het vuur.27 Nu verzamelden zich de satrapen, landvoogden, stadhouders en raadsheren des konings; zij zagen dat het vuur het lichaam dier mannen niet gedeerd had, hun hoofdhaar niet gezengd was, hun klederen niet door het vuur aangetast waren, zelfs geen brandlucht aan hen was gekomen.

28 En Nebukadnesar hief aan en zeide: Geloofd zij de god van Sjadrach, Mesjach en Abednego, die zijn engel gezonden heeft en zijn dienaren gered, die zich op hem verlieten, den last des konings overtraden en hun lichamen prijsgaven, om geen god te dienen en te aanbidden dan hun eigen.29 Daarom wordt door mij het bevel uitgevaardigd dat elk volk, elke stam en taal die oneerbiedig spreekt van den god van Sjadrach, Mesjach en Abednego in stukken gehouwen en zijn huis tot een mesthoop gemaakt zal worden; omdat er geen andere god is die zo verlossen kan.30 Toen overlaadde de koning Sjadrach, Mesjach en Abednego met weldaden in het landschap Babel.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile