Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Daniël 11

1 En ik, in het eerste jaar van Darius, den Meder, stond ik hem tot hulp en schuts ter zijde.2 Nu zal ik u de waarheid verkondigen. Zie, nog drie koningen zullen voor de Perzen opstaan, en de vierde zal veel groter rijkdom verwerven dan al de andere, en als hij zich sterk voelt in zijn rijkdom, zal hij alles in beweging brengen tegen het rijk der Grieken.3 Maar dan zal een heldenkoning opstaan, met grote macht heersen en naar willekeur handelen.4 Doch nauwelijks is hij opgetreden, of zijn rijk wordt verbroken en naar de vier hemelstreken verdeeld; het zal niet ten deel vallen aan zijn nakomelingen, ook niet die heerschappij oefenen die hij bezeten heeft, maar uiteengescheurd worden, en met uitsluiting van hen, tendeelvallen aan anderen.

5 En de koning van het Zuiden zal sterk worden; maar een van zijn veldheren zal sterker worden dan hij en heersen: zijn heerschappij zal zeer groot zijn.6 Na verloop van jaren zullen zij een bondgenootschap aangaan, en zal een dochter van den koning van het Zuiden naar den koning van het Noorden gaan, om een schikking te treffen; maar het redmiddel zal niet van kracht blijven; ook zijn kroost zal niet standhouden: zijzelf zal prijsgegeven worden, alsmede hij die haar binnengebracht, hij die haar verwekt en hij die haar indertijd gestevigd had.7 Dan zal een uit de spruiten harer wortels zijn plaats innemen, naar het leger komen, tegen de vesting van den koning van het Noorden optrekken, ze onder handen nemen en sterk worden;8 ook hun goden met hun beelden en hun kostbare vaten, zilver en goud, zal hij als oorlogsbuit naar Egypte brengen, en enige jaren zal hij den koning van het Noorden met rust laten.9 Dan trekt deze tegen het rijk van den koning van het Zuiden op, maar moet naar zijn land terugkeren.10 En zijn zonen zullen zich ten oorlog rusten en een menigte grote legers verzamelen; hij zal optrekken, al verder en verder het land overstromen. dan terugkeren en den strijd hervatten tot aan zijn vesting.11 Dan zal de koning van het Zuiden zeer verbitterd worden, uitrukken en oorlogvoeren met hem, met den koning van het Noorden. Deze zal een talrijke menigte op de been brengen, en die menigte zal in zijn hand gegeven worden.12 Als die menigte zal zijn weggevaagd, zal zijn hart zich verheffen; hij zal tienduizenden vellen, maar niet sterk blijven.13 En wederom zal de koning van het Noorden een menigte op de been brengen, nog talrijker dan de eerste, en na verloop van tijd, van jaren, zal hij optrekken met een groot leger en een machtigen tros.14 In dezen tijd zullen velen opstaan tegen den koning van het Zuiden, en zonen van woestelingen onder uw landgenoten zullen zich verheffen om een gezicht tot waarheid te maken; maar zij zullen struikelen.15 Dan zal de koning van het Noorden komen, een wal opwerpen en een versterkte stad nemen; de verdedigingsmiddelen van het Zuiden zullen niet standhouden; zelfs niet zijn keurtroepen; er zal geen kracht zijn om stand te houden.16 Hij die tegen hem optrekt zal naar willekeur handelen, zonderdat iemand voor hem standhoudt, en hij zal postvatten in het Sieraadland, terwijl verdelging in zijn hand is.17 Dan zal hij aanstalten maken om te komen met de macht van zijn gehele rijk en een vergelijk met hem treffen: een jong meisje zal hij hem geven om verderf aan te richten; maar het zal niet standhouden en hem niet baten.18 Dan zal hij zich wenden naar de Kustlanden en verscheidene veroveren; maar een veldheer zal aan den geleden smaad een eind maken, ja, den smaad dien hij hem aangedaan had op hemzelf doen neerkomen.19 Dan zal hij zich wenden naar de vestingen van zijn eigen land, maar hij zal struikelen, vallen en niet meer aangetroffen worden.20 In zijn plaats zal iemand optreden die een geldinzamelaar door het juweel van het koninkrijk zal doen trekken, maar na enige dagen, niet in toorn en niet in oorlog, verbroken zal worden.

21 In zijn plaats zal een verworpeling optreden, wien men de majesteit van het koninkrijk niet gegeven had, maar die onver-hoeds zal komen en zich door veinzerij meester maken van het koningsschap.22 Machten zullen van voor zijn aangezicht weggespoeld en verbroken worden; ook een vorst des verbonds.23 En zodra men zich met hem verbonden heeft, zal hij verraderlijk handelen; hij trekt op en betoont zich sterk, met weinig volk.24 Onverhoeds zal hij in de vetste delen ener landstreek komen en doen wat zijn vaderen en voorvaderen niet gedaan hebben, roof en buit en have kwistig uitdelen en aanslagen smeden tegen vestingen; maar slechts voor een tijd.25 Dan zal hij zijn macht en zijn moed tegen den koning van het zuiden bijeengaren, met een groot leger en de koning van het Zuiden zal zich ten strijde rusten met een uitermate groot en sterk leger; maar hij zal niet standhouden; want men zal aanslagen tegen hem smeden,26 en zij die van zijn spijzen eten zullen hem breken, zijn leger zal wegvloeien, en vele gesneuvelden zullen vallen.27 Wat die beide koningen betreft, zij zullen op kwaad zinnen; aan een tafel gezeten, zullen zij leugens spreken. Maar het zal niet gelukken; want het einde blijft nog een tijdlang uit.28 Dan zal hij met grote have naar zijn land terugkeren, en zal zijn hart vijandig gestemd zijn tegen het heilig verbond; hij zal handelend optreden en naar zijn land terugkeren.29 Ten bepaalden tijde zal hij weerkeren en het Zuiden binnendringen, maar het zal dezen keer niet gaan als voorheen.30 Tegen hem toch zullen schepen der Kittiers komen, en hij zal kleingemaakt worden. Dan zal hij weerkeren, in zijn woede zich aan het heilig verbond vergrijpen; huiswaarts gekeerd, zal hij zijn aandacht wijden aan de verzakers van het heilig verbond.31 Strijdkrachten zullen van zijnentwege postvatten en het heiligdom, de vesting, ontwijden, het dagelijks offer afschaffen en den ontzettenden gruwel oprichten:32 Hen die zich aan het verbond bezondigen zal hij door gladde woorden afvallig maken; maar het volk dergenen die hun God kennen zal zich verkloeken en handelend optreden.33 En de kundigen onder het volk zullen velen inzicht geven, maar struikelen door zwaard en vuur, gevangenschap en beroving, een tijdlang.34 Maar als zij struikelen, zullen zij een kleine hulp verkrijgen, straks velen zich geveinsdelijk bij hen aansluiten.35 En van de kundigen zullen sommige struikelen; opdat onder hen loutering, reiniging, zuivering plaatshebbe tot den tijd van het einde; want dit blijft nog enigen tijd uit.36 En de koning zal naar willekeur handelen, zich verheffen en zich overmoedig gedragen tegen elken god, en tegen den god der goden zal hij ongehoorde dingen spreken, en voorspoedig zijn totdat de gramschap ten einde is; want wat besloten is geschiedt.37 Op de goden zijner vaderen zal hij niet achtslaan, noch op den Lust der vrouwen, noch op enigen anderen god; want hij zal zich overmoedig tegen allen gedragen.38 Maar hij zal in hun plaats den god der vestingen vereren; een god dien zijn vaderen niet gekend hebben zal hij eren met goud, zilver, edelgesteenten en kostbaarheden.39 Hij zal tot bezetting van de vestingen gebruik maken van het volk van den buitenlandschen god; wie dezen god erkennen dien verleent hij hooge eer, hen maakt hij tot heerschers over velen, en hij deelt hun tegen betaling land uit.40 Maar ten tijde van het einde zal de koning van het Zuiden op hem losgaan, en de koning van het Noorden zal op hem aanstormen met wagens en ruiters en veel schepen. Hij zal in de landen binnendringen en ze verder en verder overstromen.41 Ook zal hij doordringen in het Sieraadland; veel landen zullen struikelen, maar de volgende aan zijn hand ontkomen: Edom, Moab en de keur der Ammonieten.42 Dan zal hij zijn hand naar landen uitstrekken, en ook Egypteland zal zijn lot niet ontgaan.43 Hij zal zich meester maken van de gouden en zilveren schatten en alle kostbaarheden van Egypte, terwijl Libyers en Ethiopiers hem volgen op zijn schreden.44 Maar geruchten zullen hem verschrikken uit het oosten en het noorden, en in hevige gramschap zal hij uittrekken om velen te verdelgen en uit te roeien.45 Hij zal zijn vorstelijke tent spannen tussen de zee en den berg van het heilig Sieraad; maar dan aan zijn einde komen, zonderdat iemand hem helpt.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile