Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Handelingen 24

1 Vijf dagen later kwam de hogepriester Ananias, met enige oudsten en zekeren advokaat Tertullus, te Cesarea; zij brachten bij den landvoogd hun klacht in tegen Paulus.2 Toen deze ontboden was, begon Tertullus hem aldus te beschuldigen:3 Daar wij door u groten vrede genieten en door uw beleid vele dingen voor dit volk verbeterd worden, erkennen wij dit overal en altijd, Hoogedele Felix, met de grootste dankbaarheid.4 Maar om u niet te lang op te houden, ik bid u ons met uw gewone welwillendheid kort aan te horen.5 Wij hebben bevonden dat deze man een pest is, een die onlusten verwekt onder de Joden over de gehele wereld en een voorstander is van de sekte der Nazoreers,6 die zelfs getracht heeft den tempel te bezoedelen. Wij hebben daarom hem gegrepen.7 43.ac.nl.lie.nt.his024:008 Gij zult zelf van hem bij het verhoor het nadere kunnen vernemen over alles waarvan wij hem beschuldigen. --9 De Joden ondersteunden de aanklacht door te verklaren dat de zaak zo was.

10 Op een wenk van den landvoogd dat hij mocht spreken antwoordde Paulus: Daar ik weet dat gij reeds vele jaren bestierder van dit volk zijt, verantwoord ik mij welgemoed,11 omdat gij kunt weten dat er niet meer dan twaalf dagen verlopen zijn sedert ik te Jeruzalem kwam om te aanbidden.12 Ook heeft men mij niet aangetroffen terwijl ik in den tempel met iemand redetwistte of het volk in opstand bracht, evenmin in een synagoge of op straat.13 Zij kunnen ook niet bewijzen waarvan zij mij nu beschuldigen.14 Maar dit erken ik voor u, dat ik overeenkomstig den Heilsweg dien zij ketterij noemen den voorvaderlijken God dien, gelovend in alwat met de wet overeenkomt en in de Profeten geschreven staat,15 dezelfde hoop op God koesterend die zijzelf delen, dat er een opstanding van goeden en bozen zijn zal.16 Daarom doe ik ook mijn best in ieder opzicht een zuiver geweten te hebben voor God en mensen.17 Na vele jaren ben ik hier gekomen om aalmoezen aan mijn volk te brengen, benevens offers.18 Toen ik hierbij geheiligd was, hebben enige Joden uit Azie mij in den tempel aangetroffen, zonderdat er sprake was van volksoploop of opschudding.19 Die mannen moesten voor u zijn verschenen en mij beschuldigen, als zij iets tegen mij hadden in te brengen.20 Laat anders dezen hier zeggen aan welke verkeerdheid zij mij schuldig hebben bevonden toen ik voor den Groten Raad stond,21 behalve dit ene woord dat ik uitriep toen ik onder hen stond: Ik sta heden bij u terecht over de dodenopstanding.

22 Felix, die omtrent den Heilsweg zeer goed onderricht was, verdaagde de zaak en zeide: Wanneer de hoofdman Lysias hier is gekomen, dan zal ik van uw aanklacht nader kennis nemen.23 Hij beval den officier hem in bewaring te houden, maar het hem licht te maken en niemand zijner vrienden te beletten hem van dienst te zijn.24 Na enige dagen kwam Felix met Drusilla, zijn vrouw, die een Jodin was, ontbood Paulus en hoorde hem over het geloof in Christus Jezus spreken.25 Maar toen hij sprak over rechtvaardigheid, ingetogenheid en het toekomstig oordeel, werd Felix bevreesd en antwoordde: Ga voor ditmaal heen, en als ik er tijd voor gevonden heb, zal ik u opnieuw roepen.26 Tevens hoopte hij dat hem door Paulus geld zou gegeven worden. Daarom ontbood hij hem meermalen en sprak dan met hem.27 Maar na verloop van twee jaar kreeg Felix Porcius Festus tot opvolger en liet, daar hij den Joden wilde believen, Paulus als gevangene achter.

span data-lang="dut" data-trans="lie" data-ref="act.24.1" class="versetxt">1 Vijf dagen later kwam de hogepriester Ananias, met enige oudsten en zekeren advokaat Tertullus, te Cesarea; zij brachten bij den landvoogd hun klacht in tegen Paulus.2 Toen deze ontboden was, begon Tertullus hem aldus te beschuldigen:3 Daar wij door u groten vrede genieten en door uw beleid vele dingen voor dit volk verbeterd worden, erkennen wij dit overal en altijd, Hoogedele Felix, met de grootste dankbaarheid.4 Maar om u niet te lang op te houden, ik bid u ons met uw gewone welwillendheid kort aan te horen.5 Wij hebben bevonden dat deze man een pest is, een die onlusten verwekt onder de Joden over de gehele wereld en een voorstander is van de sekte der Nazoreers,6 die zelfs getracht heeft den tempel te bezoedelen. Wij hebben daarom hem gegrepen.7 43.ac.nl.lie.nt.his024:008 Gij zult zelf van hem bij het verhoor het nadere kunnen vernemen over alles waarvan wij hem beschuldigen. --9 De Joden ondersteunden de aanklacht door te verklaren dat de zaak zo was.

10 Op een wenk van den landvoogd dat hij mocht spreken antwoordde Paulus: Daar ik weet dat gij reeds vele jaren bestierder van dit volk zijt, verantwoord ik mij welgemoed,11 omdat gij kunt weten dat er niet meer dan twaalf dagen verlopen zijn sedert ik te Jeruzalem kwam om te aanbidden.12 Ook heeft men mij niet aangetroffen terwijl ik in den tempel met iemand redetwistte of het volk in opstand bracht, evenmin in een synagoge of op straat.13 Zij kunnen ook niet bewijzen waarvan zij mij nu beschuldigen.14 Maar dit erken ik voor u, dat ik overeenkomstig den Heilsweg dien zij ketterij noemen den voorvaderlijken God dien, gelovend in alwat met de wet overeenkomt en in de Profeten geschreven staat,15 dezelfde hoop op God koesterend die zijzelf delen, dat er een opstanding van goeden en bozen zijn zal.16 Daarom doe ik ook mijn best in ieder opzicht een zuiver geweten te hebben voor God en mensen.17 Na vele jaren ben ik hier gekomen om aalmoezen aan mijn volk te brengen, benevens offers.18 Toen ik hierbij geheiligd was, hebben enige Joden uit Azie mij in den tempel aangetroffen, zonderdat er sprake was van volksoploop of opschudding.19 Die mannen moesten voor u zijn verschenen en mij beschuldigen, als zij iets tegen mij hadden in te brengen.20 Laat anders dezen hier zeggen aan welke verkeerdheid zij mij schuldig hebben bevonden toen ik voor den Groten Raad stond,21 behalve dit ene woord dat ik uitriep toen ik onder hen stond: Ik sta heden bij u terecht over de dodenopstanding.

22 Felix, die omtrent den Heilsweg zeer goed onderricht was, verdaagde de zaak en zeide: Wanneer de hoofdman Lysias hier is gekomen, dan zal ik van uw aanklacht nader kennis nemen.23 Hij beval den officier hem in bewaring te houden, maar het hem licht te maken en niemand zijner vrienden te beletten hem van dienst te zijn.24 Na enige dagen kwam Felix met Drusilla, zijn vrouw, die een Jodin was, ontbood Paulus en hoorde hem over het geloof in Christus Jezus spreken.25 Maar toen hij sprak over rechtvaardigheid, ingetogenheid en het toekomstig oordeel, werd Felix bevreesd en antwoordde: Ga voor ditmaal heen, en als ik er tijd voor gevonden heb, zal ik u opnieuw roepen.26 Tevens hoopte hij dat hem door Paulus geld zou gegeven worden. Daarom ontbood hij hem meermalen en sprak dan met hem.27 Maar na verloop van twee jaar kreeg Felix Porcius Festus tot opvolger en liet, daar hij den Joden wilde believen, Paulus als gevangene achter.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile