the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Handelingen 16
1 Zo kwam hij ook te Derbe en te Lystra. Daar nu woonde een leerling, Timotheus geheten, de zoon van een gelovige Joodse vrouw en een heidensen vader,2 aanbevolen door de broeders in Lystra en Iconium.3 Paulus wenste dat hij met hem op reis ging en liet hem besnijden ter wille van de Joden in die plaats; want allen wisten dat zijn vader een heiden was.4 In elke stad die zij doortrokken bevalen zij de besluiten die de apostelen en oudsten in Jeruzalem genomen hadden in acht te nemen.5 De gemeenten werden in het geloof versterkt en namen dagelijks in zielental toe.
6 Zij doorreisden ook de landschappen Frygie en Galatie, terwijl de Heilige Geest hun belette het woord in Azie te verkondigen.7 In Myzie gekomen, trachtten zij naar Bithynie te gaan, maar de Geest van Jezus liet het hun niet toe.8 Dus trokken zij Myzie voorbij en daalden af naar Troas.9 Des nachts kreeg Paulus een gezicht: een Macedonier stond voor hem en smeekte: Kom over naar Macedonie en help ons.10 Zodra hij dat gezicht had aanschouwd, zochten wij naar Macedonie te vertrekken, daaruit besluitend dat God ons riep om hun de Blijde boodschap te brengen.11 Wij voeren dan af van Troas en stevenden regelrecht naar Samothracie, kwamen den volgenden dag te Neapolis12 en van daar te Filippi, een voorname stad van het land Macedonie, een kolonie. In die stad hielden wij ons enige dagen op.13 En op den sabbat gingen wij de stad uit naar een plaats buiten de poort aan de rivier, waar wij konden verwachten dat een bidplaats was. Wij gingen er zitten en spraken met de vrouwen die er waren saamgekomen.14 En zekere vrouw, Lydia geheten, een purperverkoopster uit Thyatire, een godvrezende, luisterde, en God opende haar hart, zodat zij achtsloeg op hetgeen Paulus zeide:15 Toen zij en haar huis gedoopt waren, verzocht zij ons: Indien gij van oordeel zijt dat ik getrouw aan den Heer ben, neemt dan voorgoed bij mij uw intrek.
16 Voor haar aandrang zwichtten wij. Eens, toen wij naar de bidplaats gingen, kwam ons een slavin tegen die een waarzeggenden geest had en door waar te zeggen haar heren groot voordeel aanbracht.17 Zij liep Paulus en ons achterna en riep: Die mensen zijn dienaren van den Allerhoogsten God, die ons den weg ten heil verkondigen!18 Dit deed zij gedurende vele dagen. Maar Paulus, wien het verdroot, keerde zich om en zeide tot den geest: Ik gelast u met den naam van Jezus Christus van haar uit te varen. Op hetzelfde ogenblik voer hij uit.19 Maar toen haar heren zagen dat de hoop op hun winst vervlogen was, grepen zij Paulus en Silas, sleepten hen naar de markt, waar de overheid zat,20 brachten hen voor de rechters en zeiden: Deze mensen brengen onze stad in beroering; het zijn Joden,21 en zij verkondigen zeden die wij, Romeinen, niet mogen aannemen of volgen.22 De volkshoop stond mede tegen hen op. Toen lieten de rechters hun de kleren van het lijf scheuren en stokslagen geven.23 Zij gaven hun dan veel slagen en wierpen hen in de gevangenis, met het bevel aan den cipier hen goed te bewaken.24 Toen deze dit bevel kreeg, wierp hij hen in het binnenste deel der gevangenis en sloot hun benen in het blok.
25 Maar te middernacht baden Paulus en Silas en zongen een loflied ter ere van God, en de gevangenen luisterden naar hen;26 daar kwam opeens een zo geduchte aardbeving dat de grondslagen der gevangenis schudden; alle deuren gingen plotseling open, en de boeien van allen gingen los.27 De cipier werd wakker, zag dat de deuren der gevangenis openstonden en trok zijn zwaard om zichzelf te doden; want hij meende dat de gevangenen ontvlucht waren.28 Maar Paulus riep hem met luide stem toe: Doe uzelf geen kwaad; want wij zijn allen hier.29 Hij vroeg om een licht, snelde naar binnen, viel bevend voor Paulus en Silas neer,30 leidde hen naar buiten en zeide: Heeren, wat moet ik doen om gered te worden?31 Zij zeiden: Geloof in den Heer Jezus; dan zult gijzelf en zal uw huis gered worden--32 en zij verkondigden aan hem en al zijn huisgenoten het woord Gods.33 In datzelfde uur van den nacht nam hij hen mee, wies hun wonden en werd dadelijk met al de zijnen gedoopt.34 Nu bracht hij hen in zijn huis, zette hun spijs voor en verheugde zich met geheel zijn gezin dat hij het geloof in God had gekregen.
35 Toen het dag was geworden, zonden de rechters hun dienaren met den last: Laat die mannen los.36 De cipier deelde aan Paulus mee: De rechters hebben een boodschap gezonden om u in vrijheid te stellen. Gaat dan in vrede uws weegs.37 Maar Paulus zeide tot hem: Zij hebben ons, die Romeinse burgers zijn, openlijk laten geeselen en in de gevangenis geworpen, en nu zouden zij ons heimelijk laten vertrekken? Neen; zij moeten zelf komen en ons uitgeleide doen.38 De dienaren brachten die boodschap aan de rechters over. Dezen werden bevreesd toen zij hoorden dat het Romeinen waren,39 gingen heen en spraken hen toe; zij brachten hen naar buiten en verzochten hun de stad te verlaten.40 Zij verlieten dan de gevangenis, begaven zich naar Lydia, zagen de broeders, spraken met hen en reisden af.