the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
2 Samuël 4
1 Toen Isboosjeth, de zoon van Saul, hoorde dat Abner, de zoon van Ner, te Hebron gestorven was, hingen zijn handen slap terneder en was gans Israel van schrik overmand.2 Nu had Isboosjeth, de zoon van Saul, in zijn dienst twee mannen, aanvoerders van krijgsbenden; de een heette Baana, de ander Rechab, zonen van Rimmon, den Beerothiet, uit de Benjaminieten; want ook Beeroth werd tot Benjamin gerekend,3 en de Beerothieten vloden naar Gittaim, waar zij als vreemden bleven tot op dezen dag. --4 Jonathan, de zoon van Saul, had een zoon die slecht ter been was: vijf jaar was hij oud toen uit Jizreel het gerucht kwam aangaande Saul en Jonathan; zijn verpleegster nam hem op en vluchtte, maar bij den haastigen angst waarmede zij vlood liet zij hem vallen en werd hij kreupel; hij heette Mefiboosjeth. --5 Die zonen dan van Rimmon, den Beerothiet, Rechab en Baana, gingen heen en traden eens, op het heetst van den dag, het huis van Isboosjeth binnen, terwijl hij zijn middagslaap deed.6 De poortwachtster des huizes nu was bij het reinigen van tarwe ingesluimerd en sliep, zodat Rechab en zijn broeder Baana onopgemerkt bleven.7 Zo kwamen zij het huis binnen, terwijl hij in zijn slaapvertrek op zijn bed lag, sloegen hem dood, hieuwen hem het hoofd af en namen dat mede. Na den gansen nacht, de vlakte volgend, te zijn doorgetrokken,8 brachten zij het hoofd van Isboosjeth aan David te Hebron en zeiden tot den koning: Hier is het hoofd van Isboosjeth, den zoon van Saul, uw vijand, die u naar het leven stond; de Heer heeft mijn heer den koning heden wraak op Saul en zijn nakomelingen verschaft.
9 Maar David antwoordde Rechab en zijn broeder Baana, den zonen van Rimmon, den Beerothiet: Zo waar als de Heer, die mij uit allen nood bevrijd heeft, leeft!10 Den man die mij kwam mededelen: Saul is dood--en daarmede mij een blijde tijding dacht te brengen, heb ik laten vatten en ter dood brengen te Siklag, om hem zijn bodeloon te geven;11 en nu booswichten een braaf man in zijn huis op zijn bed gedood hebben, zou ik nu niet zijn bloed op u verhalen en u van de aarde uitroeien?12 Hierop gaf David bevel aan zijn volgers, en zij doodden hen, hieuwen hun de handen en voeten af en hingen die op bij den vijver in Hebron. Het hoofd van Isboosjeth namen zij en begroeven het in het graf van Abner, den zoon van Ner.