the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
2 Koningen 24
1 In zijn tijd trok Nebukadnesar, de koning van Babel, op; en Jojakim werd zijn onderdaan, drie jaar lang. Toen kwam hij weder in opstand;2 waarop hij op hem afzond de benden der Chaldeen, der Edomieten, der Moabieten en der Ammonieten, die hij op Juda afzond om het te gronde te richten; naar het woord dat de Heer door zijn knechten de profeten gesproken had.3 Louter door den toorn des Heeren overkwam het Juda dat hij het wegdeed uit zijn ogen, wegens de zonden van Manasse, naar alwat deze bedreven had,4 alsmede wegens het onschuldig bloed dat hij vergoten en waarmede hij Jeruzalem vervuld had; de Heer heeft het niet willen vergeven.5 Het overige nu der geschiedenis van Jojakim, en alwat hij heeft gedaan, is beschreven in het boek der kronieken van Juda's koningen.6 Jojakim ging ter ruste bij zijn vaderen en werd bij zijn vaderen in den tuin van Uzza begraven; en zijn zoon Jojachin werd koning in zijn plaats.7 De koning van Egypte nu kwam voortaan niet meer uit zijn land; want de koning van Babel had alles wat aan den koning van Egypte toebehoord had genomen, van de beek van Egypte af tot de rivier den Eufraat toe.
8 Jojachin was achttien jaar oud toen hij koning werd, en hij heeft drie maanden te Jeruzalem geregeerd; zijn moeder heette Nehusta, de dochter van Elnathan, uit Jeruzalem.9 Hij deed wat kwaad was in het oog des Heeren, geheel zoals zijn vader gedaan had.10 Te dier tijd trokken de dienaren van Nebukadnesar, den koning van Babel, naar Jeruzalem op; en de stad werd ingesloten.11 En toen Nebukadnesar, de koning van Babel, voor de stad gekomen was, terwijl zijn dienaren haar hadden ingesloten,12 ging Jojachin, de koning van Juda, met zijn moeder, zijn dienaren, vorsten en kamerlingen tot den koning van Babel uit. En de koning van Babel nam hem, in het achtste jaar zijner regering, gevangen, trok de stad binnen,13 haalde daaruit al de schatten van den tempel en die van het paleis en sneed het goud van al de voorwerpen af welke Salomo, de koning van Israel, in den tempel van den Heer had gemaakt; zoals de Heer gesproken had.14 En hij heeft gans Jeruzalem, al de vorsten en al de personen van vermogen weggevoerd, tienduizend ballingen, benevens al de handwerkslieden en slotenmakers; er werd niets overgelaten behalve de geringe bevolking des lands.15 Hij voerde Jojachin naar Babel, met de moeder en de vrouwen des konings en zijn kamerlingen; ook de voornaamsten des lands deed hij als ballingen uit Jeruzalem naar Babel gaan,16 benevens al de lieden van vermogen, zevenduizend in getal, en de handwerkslieden en slotenmakers, duizend in getal, allen strijdbare manschappen, die de koning van Babel als ballingen naar Babel bracht.17 En de koning van Babel maakte Mattanja, den oom van Jojachin, koning in zijn plaats en veranderde zijn naam in Sedekia.18 Sedekia was een en twintig jaar oud toen hij koning werd, en hij heeft elf jaar te Jeruzalem geregeerd; zijn moeder heette Hamital, de dochter van Jeremia, uit Libna.19 Hij deed wat kwaad was in het oog des Heeren geheel zoals Jojakim had gedaan.20 Want door den toorn des Heeren kwam het gericht over Jeruzalem en Juda, totdat hij ze heeft weggeworpen uit zijn ogen. Sedekia nu kwam in opstand tegen den koning van Babel;