the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
2 Koningen 12
1 In het zevende jaar van Jehu, den zoon van Nimsji, werd Joas, de zoon van Ahazja, koning, en hij regeerde veertig jaar te Jeruzalem; zijn moeder heette Sibja, uit Bersjeba.2 Joas deed zijn ganse leven wat recht was in het oog des Heeren, daar de priester Jojada hem onderwees.3 Slechts werden de hoogten niet afgeschaft: nog offerde en rookte het volk op de hoogten.
4 Joas nu zeide tot de priesters: Al het geld dat als wijgeschenk in het huis des Heeren wordt gebracht, gangbaar geld, het geld van de door elken priester geschatte personen en al het geld hetwelk iemands hart hem dringt in het huis des Heeren te brengen,5 zullen de priesters in ontvangst nemen, ieder van zijn bekende, en dan zullen zij de breuken van den tempel herstellen, welke breuk daar ook gevonden wordt.6 Maar in het drie en twintigste jaar der regering van Joas hadden de priesters de breuken van den tempel niet hersteld.7 Dus ontbood koning Joas den priester Jojada met de priesters en zeiden tot hen: Waarom herstelt gij de breuken van den tempel niet? Nu dan, neemt van uw bekenden geen geld meer in ontvangst, maar geeft het voor de breuken van den tempel.8 De priesters bewilligden van het volk geen geld te ontvangen en de breuken van den tempel dan ook niet te herstellen.9 En de priester Jojada nam een kist, in welker deksel hij een opening boorde, en zette die naast den wij-steen, ten zuiden wanneer men een tempel binnenkwam; daarin zouden de priesters-dorpelwachters al het geld doen dat in den tempel gebracht werd.10 En toen zij zagen dat er veel geld in de kist was, kwam de schrijver des konings met den hogepriester; zij pakten het geld bijeen dat in den tempel gevonden werd, telden het11 en stelden het afgewogen geld aan de opzichters van de werklieden in den tempel ter hand, die het dan uitbetaalden aan de timmerlieden en de bouwmeesters die aan den tempel werkten,12 alsook aan de metselaars en steenhouwers, tot aankoop van hout en gehouwen steen, om de breuken van den tempel te herstellen: voor alle uitgaven aan den tempel tot herstelling.13 Doch van het geld dat in den tempel gebracht werd werden geen zilveren schalen, messen, offerschalen, trompetten, generlei gouden of zilveren gereedschap, in den tempel gemaakt;14 want men gaf het aan de werklieden, die daarvoor het huis des Heeren herstelden.15 Men hield geen afrekening met de mannen wien men het geld ter hand stelde, om het aan de werklieden te geven; maar zij handelden op goed vertrouwen.16 Het geld voor schuld en voor zonden werd niet in het huis des Heeren gebracht, maar viel den priesters ten deel.
17 Daarna trok Hazael, de koning van Aram, op, streed tegen Gath en nam het in; waarna hij aanstalten maakte om tegen Jeruzalem op te trekken.18 Maar Joas, de koning van Juda, nam al de wijgeschenken die zijn vaderen Josjafat, Joram en Ahazja, de koningen van Juda, en hijzelf hadden gewijd, benevens al het goud dat in de schatkamers van den tempel en van het paleis gevonden werd, en zond het aan Hazael, den koning van Aram; waarop deze van Jeruzalem aftrok.19 Het overige nu der geschiedenis van Joas en alwat hij gedaan heeft is beschreven in het boek der kronieken van Juda's koningen.20 Zijn dienaren stonden op, maakten een samenzwering en versloegen Joas in het huis Millo, dat afdaalt naar Silla;21 zijn dienaren Jozachar, de zoon van Sjimeath, en Jehozabad, de zoon van Sjomer, sloegen hem, dat hij stierf. Men begroef hem bij zijn vaderen in de Davidstad, en zijn zoon Amasja werd koning in zijn plaats.