the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
2 Korinthiërs 11
1 Och of gij van mij een weinig dwaasheid verdroegt! Maar dat doet gij wel.2 Ik ben immers naijverig op u zoals God naijverig is; want ik heb u aan een man verloofd om u als een reine bruid tot Christus te brengen.3 Ik vrees echter dat, zoals de slang met haar arglist Eva bedroog, uw gezindheid bedorven wordt en vervreemd van Christelijken eenvoud en heiligheid.4 Immers, indien iemand komt en een anderen Jezus verkondigt dan wij hebben gedaan, of indien gij een anderen geest krijgt dan gij gekregen hebt, of indien gij een andere heilsleer ontvangt dan gij aangenomen hebt, gij zoudt het opperbest verdragen.
5 En ik meen in niets achter te staan bij die heel grote apostelen.6 Kan ik slecht spreken, kennis heb ik genoeg. Maar wij hebben ons onder u geheel doen kennen.7 Of heb ik een zonde begaan wanneer ik, opdat gij verhoogd zoudt worden, mij vernederde door Gods heilmare omniet te prediken?8 Andere gemeenten heb ik beroofd door loon aan te nemen voor de diensten die ik ze bewees, en terwijl ik bij u was en gebrek leed, ben ik niemand lastig gevallen;9 want mijn tekort vulden de broeders die uit Macedonie kwamen aan; zo heb ik in ieder opzicht mij gewacht u te bezwaren, en dit zal ik blijven doen.10 Zo zeker als de waarheid van Christus in mij is, dezen roem in de gewesten van Achaje zal ik mij niet laten verkorten.11 Waarom? Omdat ik u niet liefheb? God weet het.12 Wat ik doe, dat houd ik vol om hun die een gelegenheid zoeken om onze gelijken bevonden te worden in dat waarop zij zich beroemen alle kans daarop te ontnemen.13 Want zulke mensen zijn valse apostelen; bedrieglijke arbeiders, die zich voordoen als apostelen van Christus:14 Geen wonder. Immers, de Satan zelf doet zich voor als een engel des lichts.15 Dus is het niets bijzonders dat zijn dienaren zich voordoen als dienaren der gerechtigheid. Hun eind zal zijn overeenkomstig hun werken.
16 Nog eenmaal zeg ik: Niemand houde mij voor een dwaas. Anders, ziet mij dan maar voor een dwaas aan; opdat ik ook een weinig moge roemen.17 Wat ik nu ga zeggen is niet naar des Heeren zin, maar als in dwaasheid gezegd, daar het nu eens op roemen aankomt.18 Omdat velen zich op uitwendige voorrechten beroemen, zal ik het ook doen.19 Want gij verstandige mensen, gij verdraagt met genoegen de dwazen;20 immers, gij verdraagt het als iemand over u den baas speelt, u uitzuigt en voor den gek houdt, op u neerziet, u in het gezicht slaat.21 Tot mijn schande moet ik zeggen, daartoe waren wij te zwak. Maar waarin een ander durft roemen--ik spreek in dwaasheid--durf ik het ook.
22 Zijn zij Hebreen? Ik ook. Israelieten? Ik ook. Zaad Abrahams? Ik ook.23 Dienaren van Christus? Ik spreek in waanzin ik meer dan zij. Want ik weet meer te spreken van zwaren arbeid, meer van gevangenschappen; voor zijn zaak had ik van geeselingen rijkelijk mijn deel en verkeerde ik herhaaldelijk in doodsgevaar.24 Van de Joden heb ik vijfmaal veertig min een slagen gekregen,25 driemaal heb ik stokslagen gehad, eens ben ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, eens was ik een etmaal een speelbal der golven.26 Gevaren heb ik menigmaal doorstaan: op reis, door rivieren, door rovers, van mijn volksgenoten en van heidenen, in de stad, in de woestijn, op zee, onder valse broeders,27 in zwaren arbeid en nood, dikwijls in nachtwaken, in honger en dorst, dikwijls in vasten, in koude en naaktheid.28 Daarenboven die dagelijks weerkerende beslommeringen: de zorg voor al de gemeenten!29 Wie is zo zwak als ik? Wie ergert zich waar ik niet gloei van ergernis?30 Moet er geroemd worden, dan wil ik mij beroemen op mijn zwakheid.31 De God en Vader van den Heer Jezus, Hij die geloofd zij in eeuwigheid, weet dat ik niet lieg--32 in Damaskus liet eens de stadhouder van koning Aretas de stad der Damasceners bewaken om mij te vatten,33 en ik werd in een mand door een venster in den muur neergelaten en ontkwam hem zo.