Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

2 Kronieken 30

1 Hizkia nu zond boden tot gans Israel en Juda en schreef ook brieven aan Efraim en Manasse, dat zij in 's Heeren huis te Jeruzalem zouden komen om het pascha te vieren ter ere van den Heer, den god van Israel.2 En de koning, zijn vorsten en de ganse vergadering te Jeruzalem werden te rade het pascha te vieren in de tweede maand;3 want te dier tijd konden zij het niet vieren, dewijl de priesters zich niet in genoegzamen getale geheiligd hadden en het volk niet te Jeruzalem verzameld was.4 Toen dit nu door den koning en de ganse vergadering was goedgevonden,5 besloten zij, in gans Israel, van Bersjeba tot Dan, een oproeping te doen, dat men zou komen om ter ere van den Heer, Israels god, het pascha te Jeruzalem te vieren; want men had het niet, naar de Schrift, in getale gevierd.6 Zo gingen de ijlboden met de brieven vanwege den koning en zijn vorsten gans Israel en Juda door, aldus op 's konings last sprekend: Israelieten keert u tot den Heer, den god van Abraham, Izaak en Israel; opdat hij zich kere tot het overschot, tot hen die van u ontkomen zijn aan de hand der koningen van Assyrie,7 en weest niet gelijk aan uw vaders en broeders die zich aan den Heer, den god hunner vaderen, vergrepen hebben en die hij tot een ontzetting gemaakt heeft, zoals gij met eigen ogen ziet.8 Weest dan niet zo hardnekkig als uw vaderen; geeft den Heer de hand, komt in zijn heiligdom, dat hij voor altijd geheiligd heeft, en dient den Heer, uw god; opdat zijn gloeiende toorn van u aflate.9 Want indien gij u bekeert tot den Heer, zullen uw broeders en zonen erbarming vinden bij hen die hen gevankelijk hebben weggevoerd, en zullen zij naar dit land mogen terugkeren; want goedertieren en barmhartig is de Heer, uw god: hij zal zijn aangezicht niet van u afwenden, indien gij u tot hem keert.10 Toen nu de boden het land van Efraim en Manasse, tot Zebulon toe, doortrokken, van stad tot stad, lachte men hen uit en dreef men den spot met hen;11 doch ettelijke mannen uit Azer, Manasse en Zebulon verootmoedigden zich en gingen naar Jeruzalem.12 Ook in Juda werkte de hand Gods; zodat hij hen eenswillend maakte om het gebod van den koning en de vorsten, naar het woord des Heeren, op te volgen.

13 Zo verzamelde zich veel volk te Jeruzalem om in de tweede maand het feest der ongezuurde brooden te vieren, een zeer talrijke vergadering.14 Zij maakten zich op, verwijderden de altaren, die te Jeruzalem stonden, alsmede alle wierookouters, en wierpen ze in het dal van den Kidron.15 Daarna slachtte men het pascha, op den veertienden der tweede maand. Intussen waren de priesters en de Levieten zich gaan schamen, hadden zich geheiligd, en brachten nu brandoffers in des Heeren huis.16 Zij gingen op hun post staan, zoals het behoorde naar de wet van Mozes, den man Gods: de priesters het bloed sprengend uit de hand der Levieten;17 want er was een groot deel van de vergadering dat zich niet geheiligd had, en de Levieten waren belast met het slachten der paaschlammeren voor elk die niet rein was om ze aan den Heer te heiligen.18 De meesten toch van het volk, velen uit Efraim en Manasse, Issachar en Zebulon, hadden zich niet gereinigd en aten het pascha niet volgens de Schrift. Doch Hizkia had voor hen gebeden: Moge de Heer, de Algoede, verzoening bewerken voor ieder19 die met een ernstig hart vraagt naar God, naar den Heer, den god zijner vaderen, al doet hij het niet met de reinheid die bij het heilige voegt.20 En de Heer verhoorde Hizkia en genas het volk.

21 Zo vierden de Israelieten die zich te Jeruzalem bevonden zeven dagen lang het feest der ongezuurde brooden, met groot vreugdebetoon, terwijl de Levieten en de priesters dag aan dag met alle macht den Heer prezen.22 En Hizkia sprak al de Levieten, die in hetgeen den Heer betrof deugdelijke kennis aan den dag legden, hartelijk toe.23 Toen zij nu in zeven dagen het feest hadden ten einde gebracht, dankoffers offerend en den Heer, den god hunner vaderen, lovend, werd de ganse vergadering te rade nog zeven dagen feest te vieren, en zo vierden zij nog zeven dagen lang een vreugdefeest;24 want Hizkia, Juda's koning, had duizend stieren en zevenduizend stuks kleinvee, en de vorsten hadden duizend stieren en tienduizend stuks kleinvee aan de vergadering als offergave geschonken. En priesters heiligden zich in groten getale.25 Zo verheugden zich de ganse vergadering van Juda, de priesters, de Levieten, de gehele vergadering van hen die uit Israel waren gekomen, alsmede de vreemden, zowel zij die uit het land van Israel waren gekomen als zij die in Juda woonden;26 er was grote vreugde in Jeruzalem; want sinds den tijd van Salomo, den zoon van David, Israels koning, was iets dergelijks te Jeruzalem niet gebeurd.27 En de priesters en de Levieten stonden op en zegenden het volk, en zij werden verhoord: hun gebed drong tot zijn heilige woning, tot den hemel, door.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile