Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

2 Kronieken 29

1 Vijf en twintig jaar oud werd Hizkia koning, en negen en twintig jaar regeerde hij te Jeruzalem; zijn moeder heette Abia, de dochter van Zacharja.2 Hij deed wat recht was in het oog des Heeren, geheel zoals zijn vader David gedaan had.3 In de eerste maand van het eerste jaar zijner regering opende hij de deuren van des Heeren huis en herstelde ze.4 Nu liet hij de priesters en de Levieten komen, verzamelde hen op het Oostplein5 en zeide tot hen: Hoort naar mij, Levieten! Heiligt uzelf thans, heiligt dan het huis van den Heer, den god uwer vaderen, en verwijdert alle onreinheid uit het heiligdom.6 Want onze vaderen hebben slecht gehandeld, gedaan wat kwaad is in het oog van den Heer, onzen god, en hem verzaakt; zij hebben het aangezicht afgewend van des Heeren woning en haar den rug toegekeerd.7 Ook hebben zij de deuren van het voorportaal gesloten, de lampen uitgeblust, geen wierook ontstoken en in het heiligdom geen brandoffer aan Israels god gebracht.8 Daarom kwam des Heeren gramschap over Juda en Jeruzalem en maakte hij hen tot een speelbal, tot een ontzetting en gesis, zoals gij met eigen ogen ziet.9 Ziet, hierom zijn onze vaderen door het zwaard gevallen, en onze zonen, dochters en vrouwen gevankelijk weggevoerd.10 Maar nu geeft mijn hart mij in, een verbond met den Heer, den god van Israel, te sluiten; opdat zijn gloeiende toorn van ons aflate.11 Mijn zonen, weest thans niet traag; want u heeft de Heer uitverkoren om hem ten dienste te staan en zijn dienaren en offeraars te zijn.

12 Toen maakten de Levieten zich op: Mahath, de zoon van Amazai, en Joel, de zoon van Azarja, van de Kehathieten; van de Merarieten Kis, de zoon van Abdi, en Azarja, de zoon van Jehallelel, en van de Gersjonieten: Joah, de zoon van Zimma, en Eden, de zoon van Joah.13 Voorts, van de zonen van Elisafan: Sjimri en Jeiel; van de zonen van Azaf: Zacharja en Mattanja;14 van die van Heman: Jehiel en Sjimei, en van die van Jeduthun: Sjemaja en Uzziel.15 Nadat zij hun broeders verzameld hadden, heiligden zij zich en gingen zij, naar het gebod des konings, volgens de voorschriften des Heeren, naar binnen om des Heeren huis te reinigen.16 Doch de priesters begaven zich in het binnenste van des Heeren huis om het te reinigen; zij brachten al het onreine dat zij in des Heeren tempel vonden naar het voorhof van des Heeren huis, waar de Levieten het in ontvangst namen om het naar buiten, in het dal van den Kidron, te brengen.17 Na op den eersten dag der eerste maand met het heiligingswerk begonnen te zijn, waren zij op den achtsten der maand aan het voorportaal van den Heer gekomen en heiligden zij het huis des Heeren in den tijd van acht dagen; zodat zij op den zestienden van de eerste maand gereed waren.18 Hierop traden zij bij koning Hizkia binnen en zeiden: Wij hebben het ganse huis des Heeren gereinigd: het brandofferaltaar met al de daarbij behorende gereedschappen, de tafel voor het stapelbrood met alwat daarbij behoort,19 voorts hebben wij al de vaten die koning Ahaz tijdens de regering door zijn goddeloze handelwijze smadelijk heeft ter zijde gesteld weer in orde gebracht; zie, zij staan voor het altaar des Heeren.

20 Toen maakte koning Hizkia zich op, verzamelde de oversten der stad en ging op naar des Heeren huis.21 Nadat men zeven stieren, zeven rammen, zeven lammeren en zeven geitebokken had binnengebracht als zondoffer voor het koninklijk huis, voor het heiligdom en voor Juda, beval Hizkia aan de zonen van Aaron, de priesters, ze op het altaar des Heeren te offeren.22 Men slachtte de runderen; de priesters vingen het bloed op en sprengden het op het altaar; daarna slachtte men de rammen, waarvan zij het bloed ook op het altaar sprengden; vervolgens slachtte men de lammeren, waarvan zij eveneens het bloed sprengden op het altaar.23 Hierna bracht men de zondofferbokken voor den koning en de vergadering; dezen legden er de handen op,24 de priesters slachtten ze en goten het bloed ter ontzondiging op het altaar om voor gans Israel verzoening te bewerken; want voor gans Israel had de koning het brandoffer en het zondoffer bestemd.25 Ook stelde hij bij het huis des Heeren de Levieten op met cimbalen, luiten en citers, volgens het gebod van David, van 's konings ziener Gad en van den profeet Nathan; want door den Heer was het gebod uitgevaardigd door bemiddeling zijner profeten.26 Toen gingen de Levieten met de muziekinstrumenten van David en de priesters met de trompetten op hun plaats staan,27 en beval Hizkia, het brandoffer naar het altaar op te dragen. En op het ogenblik dat men met het brandoffer aanving vingen ook de liederen aan ter ere van den Heer, alsmede de trompetten, met begeleiding van de muziekinstrumenten van David, den koning van Israel.28 Nu wierp de ganse vergadering zich neder, deed het gezang zich horen, en werden de trompetten geblazen, alles zolang, totdat het brandoffer verteerd was.29 Zodra het offeren was afgelopen, bogen zich de koning en allen die zich bij hem bevonden en wierpen zich neder.30 Hierop bevalen koning Hizkia en de vorsten den Levieten een loflied voor den Heer aan te heffen met de woorden van David en van den ziener Azaf; en zij hieven het loflied aan, jubelend van vreugde, terwijl zij zich neigden en zich nederwierpen.31 Toen hief Hizkia weder aan en zeide: Thans hebt gij uw wijdingsoffer aan den Heer gebracht; treedt toe en brengt slachtoffers en lofoffers in des Heeren huis. Nu bracht de vergadering slachtoffers en lofoffers, en ieder wiens hart er hem toe dreef ook brandoffers.32 Het getal brandoffers dat de vergadering bracht was: zeventig stieren, honderd rammen, tweehonderd lammeren; altemaal ten brandoffer voor den Heer;33 en de heilige gaven bestonden uit zeshonderd runderen en drieduizend stuks kleinvee.34 Daar er echter te weinig priesters waren om aan alle brandofferdieren de huid af te trekken, ondersteunden hen hun broeders, de Levieten, totdat het werk gereed was en de priesters zich geheiligd hadden; want de Levieten hadden meer ernst gemaakt met zich te heiligen dan de priesters.35 Ook waren de brandoffers met de vetstukken der dankoffers en de bij het brandoffer behorende plengoffers zeer talrijk. Zo werd de dienst van des Heeren huis geordend.36 En Hizkia en het ganse volk verheugden zich over hetgeen God voor zijn volk had verordend; want snel was het in zijn werk gegaan.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile