the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
2 Kronieken 13
1 In het achttiende jaar der regering van Jerobeam werd Abia koning over Juda;2 drie jaar regeerde hij te Jeruzalem; zijn moeder heette Maacha, de dochter van Uriel uit Gibea. Er is oorlog gevoerd tussen Abia en Jerobeam.3 Abia bond den strijd aan, met een leger van oorlogshelden, vierhonderd duizend krijgers, terwijl Jerobeam zich tegenover hem in slagorde had gesteld met achthonderd duizend krijgers, dappere helden.4 En Abia ging staan op den berg Semaraim, in het gebergte van Efraim, en zeide: Hoort naar mij, Jerobeam en gans Israel!5 Gij kunt immers weten dat de Heer, de god van Israel, het koningsschap over Israel tot in eeuwigheid heeft gegeven aan David, aan hem en zijn zonen, bij een zoutverbond.6 Maar nu is Jerobeam, de zoon van Nebat, de knecht van Davids zoon Salomo, in opstand gekomen en heeft tegen zijn heer oproer gemaakt.7 Daar loszinnige, nietswaardige lieden zich bij hem aansloten, is hij driest opgetreden tegen Salomo's zoon Rehabeam, en deze, nog jong en teer van gemoed, kon hem geen tegenstand bieden.8 En nu meent ook gij tegenstand te kunnen bieden aan het koningsschap dat de Heer uitoefent door Davids zonen, omdat gij een grote menigte zijt en de gouden stieren die Jerobeam voor u tot goden gemaakt heeft bij u hebt.9 Hebt gij niet de priesters des Heeren, de zonen van Aaron, en de Levieten verdreven, en u priesters gemaakt als de volken van andere landen? Ieder die kwam om zijn wijdingsoffer te brengen, met een jongen stier en zeven rammen, werd priester van de niet-goden.10 Wij daarentegen, onze god is de Heer, en wij hebben hem niet verlaten: als priesters dienen den Heer Aarons zonen en de Levieten in hun ambt.11 Zij ontsteken voor den Heer brandoffers, elken morgen en elken avond, zorgen voor den offerwierook, voor het stapelbrood op de reine tafel en voor den gouden luchter met zijn lampen, om ze elken avond aan te steken; want wij nemen onze plichten waar jegens den Heer, onzen god, terwijl gij hem verlaten hebt.12 En ziet, bij ons gaat God aan de spits, en zijn priesters met de trompetten voor het alarm, om tegen u alarm te blazen. Israelieten, voert toch geen krijg met den Heer, den god uwer vaderen; want gij zult niet voorspoedig zijn.
13 Jerobeam nu deed enige troepen, ter hinderlaag bestemd, een omtrekkende beweging maken om hen in den rug aan te vallen; zodat voor Juda troepen stonden en andere in hinderlaag in hun rug waren.14 De Judeers keerden zich om, en daar hadden zij den strijd van voren en van achteren! Nu riepen zij tot den Heer, terwijl de priesters op de trompetten bliezen;15 zo maakten de mannen van Juda alarm. Toen nu de mannen van Juda alarm maakten, deed God Jerobeam en gans Israel de nederlaag lijden voor Abia en Juda:16 de Israelieten vloden voor Juda, en God leverde hen aan Juda over.17 Abia en zijn volk richtten een grote slachting onder hen aan zodat van Israel vijfhonderd duizend krijgers sneuvelden.18 Zo werden te dier tijd de Israelieten vernederd en behielden de Judeers de overhand, omdat zij gesteund hadden op den Heer, den god hunner vaderen.19 En Abia vervolgde Jerobeam, en nam hem enige steden af: Bethel met onderhoorigheden, Jesjana met onderhoorigheden en Efron met onderhoorigheden.20 Jerobeam kwam niet weer bij krachten zolang Abia leefde; en de Heer sloeg hem, en hij stierf.21 Maar Abia versterkte zich. Hij huwde veertien vrouwen en verwekte twee en twintig zonen en zestien dochters.22 Het overige nu der geschiedenis van Abia, zijn handel en wandel, is beschreven in de Verhandeling van den profeet Iddo.