the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
2 Kronieken 10
1 Rehabeam nu ging naar Sichem; want te Sichem was gans Israel gekomen om hem koning te maken.2 Zodra Jerobeam, de zoon van Nebat, dit gehoord had--hij was in Egypte, waarheen hij voor koning Salomo was gevlucht--keerde hij uit Egypte terug.3 Men ontbood hem; waarop Jerobeam en gans Israel kwamen en tot Rehabeam zeiden:4 Uw vader heeft ons een hard juk opgelegd; maak gij thans den harden dienst waartoe uw vader ons dwong en het zware juk dat hij ons heeft opgelegd lichter; dan zullen wij u dienen.5 Hij zeide tot hen: Komt over drie dagen tot mij terug. Toen nu het volk was heengegaan,6 ging koning Rehabeam te rade met de mannen van jaren, die voor zijn vader Salomo, toen hij in leven was, hadden gestaan, en zeide: Hoe raadt gij dit volk te antwoorden?7 Zij zeiden tot hem: Indien gij dit volk ter wille zijt, hen vriendelijk behandelt en hun goede woorden geeft, zullen zij voor altijd uw dienaren zijn.8 Maar hij verwierp den raad dien de mannen van jaren hem gegeven hadden en ging te rade met de jongelingen die met hem waren opgegroeid, die voor hem stonden,9 en zeide tot hen: Wat raadt gij dat ik dit volk zal antwoorden, dat tot mij gezegd heeft: Maak het juk dat uw vader ons heeft opgelegd lichter?10 En de jongelingen die met hem waren opgegroeid zeiden tot hem: Zo moet gij zeggen aan het volk, dat tot u gesproken heeft: Uw vader heeft ons een zwaar juk opgelegd, maak gij het ons lichter--zo moet gij tot hen zeggen: Mijn pink is dikker dan mijns vaders middel;11 nu dan, heeft mijn vader een zwaar juk op u geladen, ik zal uw juk nog verzwaren; heeft mijn vader u met zweepslagen bij uw plicht gehouden, ik zal het met geeselstriemen doen.
12 Toen nu Jerobeam en het ganse volk op den derden dag bij Rehabeam kwamen, zoals de koning gezegd had: Komt overmorgen bij mij terug--13 gaf de koning hun een hard antwoord; koning Rehabeam verwierp den raad der mannen van jaren14 en sprak tot hen naar den raad der jongelingen: Heeft mijn vader u een zwaar juk opgelegd, ik zal het nog verzwaren; heeft mijn vader u met zweepslagen bij uw plicht gehouden, ik zal het met geeselstriemen doen.15 Zo heeft de koning niet naar het volk geluisterd; want het was een beschikking van God, opdat de Heer het woord gestand deed dat hij door Ahia, den Sjiloniet, tot Jerobeam, den zoon van Nebat, gesproken had.16 En toen gans Israel zag dat de koning niet naar hem luisterde, antwoordde het volk den koning: Wat hebben wij met David te maken? Wij hebben niets uit te staan met den zoon van Izai! Een ieder naar zijn tenten, o Israel! Bestuur nu uw eigen huis, o David! Zo ging gans Israel naar zijn tenten.17 Over de Israelieten die in de steden van Juda woonden werd Rehabeam koning.18 Koning Rehabeam zond nog Adoniram, die over de herendiensten was; maar de Israelieten stenigden hem, zodat hij stierf; en koning Rehabeam moest zich haasten om zijn wagen te bestijgen en naar Jeruzalem te vluchten.19 Zo werd Israel van Davids huis afvallig, tot op den huidigen dag.