Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

1 Samuël 29

1 De Filistijnen verzamelden hun gehele leger te Afek, terwijl Israel gelegerd was bij de bron in Jizreel.2 Toen nu de vorsten der Filistijnen met hun afdelingen van honderd en van duizend voorbijtrokken en David en zijn mannen met Achis in de achterhoede optrokken,3 zeiden de legerhoofden der Filistijnen: Wat moeten die Hebreen? Waarop Achis tot de legerhoofden der Filistijnen zeide: Dit is immers David, de dienaar van Saul, den koning van Israel, die nu een paar jaar bij mij geweest is, zonderdat ik ooit iets in hem gevonden heb, van dat hij tot mij is overgelopen tot heden toe.4 Maar de legerhoofden der Filistijnen werden zeer op hem vergramd en zeiden tot hem: Zend dien man weg, dat hij wederkere naar de plaats waar gij hem een verblijf hebt aangewezen. Hij zal niet met ons ten strijde trekken; hij mocht eens in den strijd tegen ons partij kiezen. Waarmee zou hij eerder bij zijn heer in gunst komen dan met de hoofden van deze mannen?5 Dat is immers dezelfde David tot wiens eer men bij beurtzang zong: Verslagen heeft Saul zijn duizenden, David zijn tienduizenden.

6 Toen riep Achis David en zeide tot hem: Zo waar als de Heer leeft, gij zijt een eerlijk man, en in mijn oog is het goed dat gij bij mij in het leger uit gaat en ingaat; want ik heb in u niets kwaad gevonden van dat gij bij mij gekomen zijt tot heden toe. Maar in het oog der vorsten deugt gij niet.7 Keer dan terug en ga in vrede. Zo zult gij niets doen dat kwaad is in het oog van de vorsten der Filistijnen.8 Hierop zeide David tot Achis: Wat heb ik toch gedaan? en wat hebt gij in uw dienaar gevonden van dat ik bij u verkeerd heb tot heden toe, dat ik niet mag komen en strijden tegen de vijanden van mijn heer den koning?9 Achis hernam en zeide tot David: Gij weet dat gij in mijn oog goed zijt als de engel Gods; maar de legerhoofden der Filistijnen hebben gezegd: Hij mag niet met ons ten strijde trekken.10 Maak u dan morgenochtend op met de dienaren uws heren die met u gekomen zijn, en gaat heen naar de plaats waar ik u een verblijf heb aangewezen; heb geen slechte gedachte van mij; want gij zijt voor mij goed als de engel Gods. Maakt u dan morgenochtend op en trekt zodra het licht voor u wordt weg.11 Zo maakten David en zijn mannen zich op, om den volgenden morgen weg te trekken en terug te keren naar het land der Filistijnen, terwijl de Filistijnen optrokken naar Jizreel.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile