the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
1 Koningen 17
1 Elia, de Tisbiet, uit Tisbe in Gilead, zeide tot Achab: Zo waar als de Heer, Israels god, leeft, voor wien ik sta, er zal in de eerstvolgende jaren geen dauw of regen zijn, tenzij op mijn woord.2 Toen kwam het woord des Heeren tot hem:3 Ga van hier, wend u oostwaarts en verberg u in het dal Krith, tegenover den Jordaan;4 uit de beek zult gij drinken, en den raven heb ik geboden u daar van spijs te voorzien.5 Hij ging en deed naar het woord des Heeren: hij ging en bleef in het dal Krith, tegenover den Jordaan,6 en de raven brachten hem des morgens brood en des avonds vlees, en uit de beek dronk hij.7 Maar na verloop van tijd droogde de beek op, omdat er geen regen in het land was geweest.
8 Nu kwam het woord des Heeren tot hem:9 Maak u op, ga naar Sarefath, bij Sidon, en blijf aldaar; zie, ik heb een weduwvrouw aldaar geboden in uw onderhoud te voorzien.10 Zo maakte hij zich op en ging naar Sarefath; en toen hij aan den ingang der stad kwam, zie, daar was een weduwvrouw aan het hout sprokkelen. Hij riep haar toe: Och, haal mij een weinig water in de kan, opdat ik drinke.11 En toen zij het ging halen, riep hij haar toe: Och, breng mij een stuk brood mee opdat ik ete.12 Maar zij zeide: Zo waar als de Heer, uw god, leeft, ik heb geen broodkoek meer, niets dan een handvol meel in het vat en een weinig olie in de kruik; en nu sprokkel ik een paar houten en ga te huis iets bereiden voor mij en mijn zoon; hebben wij dat gebruikt, dan moeten wij sterven.13 Maar Elia zeide tot haar: Vrees niet; ga, doe naar uw zeggen; doch maak er eerst voor mij een kleinen broodkoek van en breng mij dien hier; voor uzelf en uw zoon zult gij daarna iets bereiden.14 Want zo zegt de Heer, de god Israels: Het meelvat zal niet uitgeput worden en de oliekruik zal niet ledig raken voor den dag waarop de Heer regen over het land geeft.15 Hierop ging zij heen en deed naar Elia's woord, en zij at zelf en hij en haar gezin een tijdlang:16 het meelvat werd niet uitgeput en de oliekruik werd niet ledig, naar het woord dat de Heer door Elia had gesproken.
17 Nadezen werd de zoon der meesteres van het huis ziek; en zijn ziekte werd zeer hevig, totdat geen adem meer in hem was.18 Nu zeide zij tot Elia: Wat heb ik met u te maken, man Gods? Gij zijt in mijn huis gekomen om mijn schuld in gedachtenis te brengen en mijn zoon te doen sterven!19 Maar hij zeide tot haar: Geef mij uw zoon. En hij nam hem uit haar armen, droeg hem naar de bovenkamer waar hijzelf zijn verblijf hield, legde hem neder op zijn bed,20 en riep tot den Heer: Heere God hebt gij zelfs over de weduwe bij wie ik gehuisvest ben onheil gebracht en haar zoon gedood?21 Daarop strekte hij zich drie keren over den knaap uit, en riep tot den Heer: Heere God moge de ziel van dezen knaap in hem wederkeren!22 En de Heer verhoorde Elia: de ziel van den knaap keerde in hem terug, en hij herleefde.23 Toen nam Elia den knaap, bracht hem uit de bovenkamer naar binnen, gaf hem aan zijn moeder en zeide: Zie, uw zoon leeft.24 Nu zeide de vrouw tot Elia: Thans weet ik dat gij een godsman zijt en het woord des Heeren in uw mond waarheid is.