the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
1 Koningen 10
1 De koningin van Sjeba nu hoorde de mare van Salomo, en kwam om hem met raadsels op de proef te stellen.2 Zij kwam te Jeruzalem met een zeer machtig heir, met kamelen, beladen met reukwerk en goud in overvloed en edelgesteenten. Bij Salomo gekomen, sprak zij met hem van alwat zij in haar hart had,3 en Salomo verklaarde haar den zin van al haar woorden: niets bleef voor den koning verborgen waarvan hij haar den zin niet verklaarde.4 Toen nu de koningin van Sjeba al de wijsheid van Salomo zag, alsmede het paleis door hem gebouwd,5 de spijzen op zijn dis, het zitten zijner dienaren, het staan zijner bedienden en hun kledij, zijn schenkers, en de brandoffers die hij offerde in het huis des Heeren, toen was zij geheel buiten zichzelve6 en zeide tot den koning: Het is waarheid geweest wat ik in mijn land had gehoord aangaande uw aangelegenheden en aangaande uw wijsheid;7 maar ik heb geen geloof geslagen aan wat men zeide, totdat ikzelf gekomen ben en met eigen ogen gezien heb; en waarlijk, de helft was mij niet aangezegd: gij hebt in wijsheid en voorspoed de mare die ik gehoord had nog overtroffen.8 Gelukkig uw vrouwen! gelukkig uw dienaren hier, die gestadig voor u staan en uw wijsheid aanhoren!9 Geloofd zij de Heer, uw god, die zoveel behagen in u heeft gehad dat hij u op den troon van Israel geplaatst heeft; dewijl de Heer Israel liefheeft, om het tot in eeuwigheid in stand te houden, heeft hij u tot koning over hen aangesteld, om recht en gerechtigheid te betrachten.10 Zij schonk den koning honderd twintig talenten goud, reukwerk in groten overvloed en edelgesteenten; nooit is er zoveel reukwerk gekomen als de koningin van Sjeba aan koning Salomo gaf.11 Ook de schepen van Hirom die goud uit Ofir aanvoerden brachten uit Ofir sandelhout in groten overvloed en edelgesteenten.12 Van het sandelhout vervaardigde de koning leuningen voor het huis des Heeren en voor het koninklijk paleis, als ook citers en harpen voor de zangers. Nooit is zoveel sandelhout in het land gekomen, noch tot heden toe er gezien.13 Koning Salomo nu gaf aan de koningin van Sjeba al haar begeren, wat zij maar vroeg, behalve hetgeen hij haar naar koninklijk vermogen had geschonken. Daarna aanvaardde zij de terugreis en trok met haar dienaren weder naar haar land.
14 Salomo's rijkdom Het gewicht van het goud dat jaarlijksche inkomst van Salomo was bedroeg zeshonderd zes en zestig talenten goud;15 behalve hetgeen hij van de kramers en de kooplieden kreeg, terwijl ook al de koningen van Arabie en de stadhouders des lands aan Salomo goud en zilver brachten.16 En koning Salomo vervaardigde tweehonderd rondassen van geplet goud: zeshonderd sikkelen goud ging op ieder rondas;17 en driehonderd schilden van geplet goud: drie pond goud ging op ieder schild. En de koning plaatste ze in het huis van het Libanonwoud.18 Voorts vervaardigde de koning een groten elpenbeenen troon, dien hij overtoog met fijn goud.19 Zes trappen had de troon, een stierekop was van achteren aan den troon, en armen waren aan weerszijden van de zitting; terwijl twee leeuwen naast de armen20 en twaalf leeuwen op de zes trappen aan weerszijden stonden; zo iets werd nooit gemaakt voor enig koninkrijk.21 Het ganse drinkservies van koning Salomo was van goud, en de waschbekkens waren van goud, en al het vaatwerk van het huis van het Libanonwoud was van gedegen goud; zilver was er niet, want dit werd in Salomo's dagen voor niets geacht.22 Want de koning had Tarsjisvaarders op zee, met de schepen van Hirom; eens in de drie jaar kwamen de Tarsjisvaarders aan, met een lading goud, zilver, elpenbeen, ebbenhout, apen en pauwen.23 Alzo werd koning Salomo groter dan alle koningen der aarde in rijkdom en wijsheid,24 en alle koningen der aarde zochten zijn aangezicht, om te luisteren naar de wijsheid die God hem in zijn hart gegeven had.25 Dan brachten zij ieder zijn geschenk, zilveren en gouden voorwerpen, gewaden en wapentuig, reukwerk, paarden en muilezels, geregeld jaar op jaar.26 Ook bracht Salomo strijdwagens en ruiters bijeen; hij had veertienhonderd strijdwagens en twaalfduizend ruiters, die hij legde in de wagensteden en bij den koning te Jeruzalem.27 De koning maakte het zilver te Jeruzalem als stenen, en het cederhout maakte hij als het moerbezienhout in de Laagte, zo overvloedig.28 De uitvoer van paarden voor Salomo geschiedde uit Egypte; de kooplieden des konings haalden ze bij koppels tegen betaling.29 Een strijdwagen werd uit Egypte gevoerd voor zeshonderd zilveren sikkels, een paard voor honderd vijftig. Aldus deden zij voor al de koningen der Hittieten en voor de koningen der Arameers; door hun bemiddeling geschiedde de uitvoer.