Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

1 Koningen 1

1 Toen koning David oud en bedaagd geworden was, dekte men hem met spreien toe, maar hij werd niet warm.2 Zo zeiden zijn dienaren: Men zoeke voor den koning een jonge maagd, die voor den koning sta, hem tot verpleegster zij en en in zijn arm slape; dan zal onze heer de koning warm worden.3 Men zocht dan in het ganse grondgebied van Israel naar een schoon meisje en vond Abisjag van Sjunem, die men bij den koning bracht.4 Het was een bijzonder schoon meisje, en zij was den koning tot verpleegster en diende hem, maar de koning hield geen gemeenschap met haar.

5 Adonia nu, de zoon van Haggith, voerde een hogen staat, meenende: Ik zal koning worden. Hij schafte zich een wagen en ruiters aan, benevens vijftig man die voor hem uit liepen.6 Zijn leven lang had zijn vader hem niet bemoeilijkt met de vraag: Waarom doet gij aldus? Ook hij had een zeer schoon voorkomen en volgde in leeftijd op Absalom.7 Hij onderhandelde met Joab, den zoon van Seruja, en met den priester Abjathar, en dezen kozen de partij van Adonia;8 doch de priester Sadok, Benaja, de zoon van Jojada, de profeet Nathan, Sjamma en zijn krijgsmakkers, Davids helden, waren niet op de hand van Adonia.9 Adonia nu offerde kleinvee, runderen en mestkalveren bij de Slangenrots, die naast de bron Rogel ligt, en nodigde al zijn broeders, 's konings zonen, en al de mannen van Juda, 's konings dienaren;10 maar den profeet Nathan, Benaja, de helden en zijn broeder Salomo nodigde hij niet.

11 Toen zeide Nathan tot Bathsjeba, Salomo's moeder: Hebt gij niet gehoord dat Adonia, de zoon van Haggith, koning is geworden, buiten medeweten van onzen heer David?12 Nu dan, laat mij u een raad geven; opdat gij uw leven en dat van uw zoon Salomo redt.13 Ga binnen bij koning David en zeg tot hem: Hebt gij, mijn heer de koning, niet aan uw dienstmaagd gezworen: Salomo, uw zoon, zal na mij koning worden; hij zal op mijn troon zitten? Waarom is dan Adonia koning geworden?14 Terwijl gij daar nog met den koning spreekt zal ik na u binnenkomen en uw woorden aanvullen.15 Zo ging Bathsjeba tot den koning, in zijn binnenkamer; de koning nu was zeer oud en werd door Abisjag van Sjunem bediend.16 Bathsjeba boog voor den koning en wierp zich voor hem neder; waarop de koning tot haar zeide: Wat verlangt gij?17 En zij zeide: Mijn heer, gij hebt uw dienstmaagd bij den Heer, uw god gezworen: Uw zoon Salomo zal na mij koning worden; hij zal op mijn troon zitten.18 En zie, nu is Adonia koning geworden, zonderdat gij, mijn heer de koning, het weet.19 Hij heeft runderen, mestkalveren en kleinvee in menigte geofferd, al 's konings zonen genodigd, ook den priester Abjathar en den legeroverste joab, maar uw knecht Salomo heeft hij niet genodigd.20 Op u, mijn heer de koning, is het oog van gans Israel, dat gij hun te kennen geeft, wie op den troon van mijn heer den koning na hem zitten zal.21 Anders zullen, wanneer mijn heer de koning bij zijn vaderen zal ter ruste gaan, ik en mijn zoon Salomo als misdadigers gerekend worden.22 Terwijl zij nog met den koning sprak, daar kwam de profeet Nathan23 en men berichtte den koning: Daar is de profeet Nathan. Hij kwam bij den koning binnen, wierp zich voor hem op zijn aangezicht ter aarde24 en zeide: Mijn heer koning, gij hebt dan gezegd: Adonia zal na mij koning worden; hij zal op mijn troon zitten?25 Want hij heeft heden buiten de stad runderen mestkalveren en kleinvee in menigte geofferd, al 's konings zonen, den legeroverste Joab en den priester Abjathar genodigd; thans eten en drinken zij bij hem en zeggen: Leve koning Adonia!26 Maar mij, uw dienaar, den priester Sadok, Benaja, den zoon van Jojada, en uw zoon Salomo heeft hij niet genodigd.27 Zou deze zaak vanwege mijn heer den koning geschied zijn, en zoudt gij uw dienaren niet hebben doen weten, wie op den troon van mijn heer den koning na hem zitten zal?28 Hierop antwoordde koning David en zeide: Roept mij Bathsjeba. Toen zij nu was binnengekomen en voor den koning stond,29 zwoer de koning en zeide: Zo waar als de Heer leeft, die mij uit allen nood heeft verlost,30 hetgeen ik u bij den Heer, Israels god, gezworen heb, dat uw zoon Salomo na mij koning zal worden en hij in mijn plaats op mijn troon zitten zal, zulks doe ik nog op dezenzelfden dag.31 Toen boog Bathsjeba met het aangezicht ter aarde, wierp zich voor den koning neder en zeide: Leve mijn heer, koning David, in eeuwigheid!

32 Nu zeide de koning: Roept mij den priester Sadok, den profeet Nathan en Benaja, den zoon van Jojada. Toen zij bij den koning binnengekomen waren,33 zeide de koning tot hen: Neemt met u de knechten uws heren, laat mijn zoon Salomo op mijn eigen muilezel rijden, en voert hem naar Gihon.34 Daar moeten de priester Sadok en de profeet Nathan hem tot koning over Israel en Juda zalven. Steekt dan de bazuin, en zegt: Leve koning Salomo!35 Trekt voorts in zijn gevolg de stad in, en hij kome en zette zich op mijn troon; zo zal hij koning zijn in mijn plaats; hem stel ik aan als vorst over Israel en Juda.36 Daarop antwoordde Benaja, de zoon van Jojada, den koning en zeide: Amen! De Heer, uw god, bekrachtige de woorden van mijn heer den koning!37 Gelijk de Heer met mijn heer den koning is geweest, zo zij hij met Salomo en make zijn troon nog hoger dan dien van mijn heer, koning David!38 Toen daalden de priester Sadok, de profeet Nathan en Benaja, de zoon van jojada, met de Krethiers en Plethiers, af, deden Salomo op den muilezel van koning David rijden en voerden hem naar Gihon.39 En de priester Sadok nam den hoorn met olie uit de tent en zalfde Salomo; toen stak men de bazuin, en al het volk zeide: Leve koning Salomo!40 Daarop trok al het volk in zijn gevolg de stad in, spelende op de fluit en onder groot vreugdebetoon; zodat de grond scheurde van hun gedruis.

41 Dit hoorden Adonia en al de gasten die bij hem waren, toen zij juist geeindigd hadden met eten; ook Joab hoorde den klank der bazuin en zeide: Vanwaar dat luid gejoel in de stad?42 Terwijl hij nog sprak, daar kwam Jonathan, de zoon van den priester Abjathar; en Adonia zeide: Kom binnen; want gij zijt een wakker man en zult iets goeds boodschappen.43 Maar Jonathan antwoordde en zeide: Integendeel! Onze heer, koning David, heeft Salomo koning gemaakt.44 Hij heeft hem den priester Sadok, den profeet Nathan en Benaja, den zoon van Jojada, met de Krethiers en Plethiers meegegeven; zij hebben hem op des konings muilezel doen rijden,45 en de priester Sadok en de profeet Nathan hebben hem te Gihon tot koning gezalfd; van daar zijn zij juichende de stad ingegaan, die daarop in rep en roer is geraakt. Dat is het rumoer dat gij hebt gehoord.46 En niet alleen heeft Salomo zich nedergezet op den koninklijken troon,47 maar ook zijn 's konings dienaren binnengekomen om onzen heer, koning David, geluk te wensen, zeggende: Make uw god den naam van uw zoon Salomo nog roemrijker dan den uwen, en zijn troon nog hoger dan uw troon! En de koning heeft zich op zijn rustbed neergebogen.48 Ook heeft de koning aldus gesproken: Geloofd zij de Heer Israels god, die heden een mijner zonen heeft doen zitten op mijn troon, zodat mijn eigen ogen het zien!49 Toen stonden al de gasten van Adonia ontsteld op en gingen ieder zijns weegs.50 En Adonia, bevreesd voor Salomo, stond op en ging heen naar de tent des Heeren en greep de hoornen van het altaar, zeggende: Laat koning Salomo mij vooraf zweren dat hij zijn knecht niet zal doden met het zwaard!51 Men berichtte dan aan Salomo: Zie, Adonia is bevreesd voor koning Salomo; daarom houdt hij de hoornen van het altaar vast, zeggende: Laat koning Salomo mij vooraf zweren dat hij zijn knecht niet zal doden met het zwaard!52 Toen zeide Salomo: Indien hij een braaf man wil zijn, zal geen haar van zijn hoofd gekrenkt worden; maar wordt hij op enig boos opzet betrapt, zo zal hij sterven.53 En koning Salomo liet hem van het altaar halen; hij kwam en wierp zich voor koning Salomo neder, en Salomo zeide tot hem: Ga heen naar uw huis.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile