the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
1 Kronieken 5
1 De zonen van Ruben, Israels eerstgeborene--want hij was de eerstgeborene, maar omdat hij de sponde zijns vaders ontwijd had, is zijn eerstgeboorterecht aan Jozef, den zoon van Israel, gegeven, zonderdat deze op het geslachtsregister de plaats des eerstgeborenen kreeg;2 want Juda was wel de sterkste onder zijn broederen en bestemd groter vorst te zijn dan hij, maar de eerstgeboorte had Jozef. --3 De zonen van Ruben, Israels eerstgeborene: Henoch en Pallu Hesron en Karmi.4 De zonen van Joel: zijn zoon was Sjemaja, zijn zoon was Gog, zijn zoon was Sjimei,5 zijn zoon was Micha, zijn zoon was Reaja, zijn zoon was Joel, zijn zoon was Baal,6 zijn zoon was Beera, dien Tilgath-Pilnezer, de koning van Assyrie, gevankelijk heeft weggevoerd; hij was een vorst der Rubenieten.7 En zijn broeders, naar hun geslachten, toen zij met hun afstammelingen in geslachtsregisters werden ingeschreven: Jeiel, het hoofd, Zacharja8 en Bela, de zoon van Azaz, den zoon van Sjema, den zoon van Joel. Deze woonde in Aroer en tot Nebo en Baal-meon toe;9 en oostwaarts woonde hij tot bij de woestijn die aan de rivier den Eufraat begint; want hun vee in het land Gilead was talrijk.10 Ten tijde van Saul hebben zij oorlog gevoerd met de Hagarenen; dezen vielen in hun handen, en zij woonden in hun tenten langs de ganse oostelijke grens van Gilead.11 De zonen van Gad woonden tegenover hen, in het land Bazan, tot Salcha toe.12 Joel was het hoofd, Sjafam de tweede; voorts Jaanai en Sjafat, in Bazan.13 En hun broeders, naar hun familien: Michael, Mesjullam, Sjeba, Jorai, Jaekan, Zia en Eber, zeven.14 Het waren zonen van Abihail, den zoon van Huri, den zoon van Jaroah, den zoon van Gilead, den zoon van Michael, den zoon van Jesjisjai, den zoon van Jahdo, den zoon van Buz.15 Ahi, de zoon van Abdiel, den zoon van Guni, was hoofd hunner familien.16 Zij woonden in Gilead, Bazan en onderhoorige plaatsen en op alle weidegronden van Sjaron tot aan hun uiterste grenzen.17 Zij werden allen in geslachtsregisters ingeschreven ten tijde van Jotham, den koning van Juda, en van Jerobeam, den koning van Israel.
18 De zonen van Ruben, de Gadieten en de halve stam Manasse telden aan strijdbare mannen, lieden die schild en zwaard droegen, den boog spanden en in den krijg geoefend waren, vier en veertig duizend zevenhonderd en zestig dienstplichtigen.19 Zij voerden oorlog met de Hagarenen, Itur, Nafis en Nodab.20 Zij verkregen hulp tegen hen, en de Hagarenen en al hun bondgenoten werden in hun hand gegeven; want zij hadden in den strijd tot God geroepen, die aan hun bede gehoor gaf, omdat zij op hem vertrouwd hadden.21 Zij voerden weg, van hun vee, vijftigduizend kamelen, tweehonderd vijftig duizend stuks kleinvee en tweeduizend ezels, en van mensen, honderdduizend zielen;22 want velen waren gesneuveld, daar het een krijg van God was. En zij vestigden zich in hun plaats, tot aan de wegvoering.23 De zonen van den halven stam Manasse woonden in dat land, van Bazan tot Baal-Hermon, den Senir en het gebergte Hermon; en in den Libanon breidden zij zich uit.24 Dit waren hun familiehoofden: Efer, Jisjti, Eliel, Jeremia, Hodawja en Jahdiel, strijdbare helden, beroemde mannen, hoofden hunner familien.25 Maar toen zij zich vergrepen aan den god hunner vaderen en de goden naboeleerden van de volken des lands, die God voor hen uit verdelgd had,26 wekte Israels god den geest op van Pul, den koning van Assyrie, en dien van Tilgath-Pilnezer, den koning van Assyrie, die hen, de Rubenieten, de Gadieten en den halven stam Manasse, gevankelijk wegvoerde en naar Halah, aan den Habor en de rivier van Gozan, bracht; waar zij tot op dezen dag zijn.