the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
1 Kronieken 25
1 Toen zonderden David en de legeroversten voor den dienst af de zonen van Azaf, Heman en Jeduthun, die op citers, luiten en cimbalen profeteerden. Hun aantal--dat van de mannen die werkelijk in dienst waren--2 van de zonen van Azaf; Zakkur, Jozef, Nethanja en Asjarela, zonen van Azaf, onder de leiding van Azaf; die volgens aanwijzing des konings profeteerde;3 van Jeduthun: Jeduthuns zonen Gedalja, Jirsi, Jezaja, Hasjabja, Sjimei en Mattithja, zes, die de citer bespeelden onder de leiding van hun vader Jeduthun, die bij het "Looft en prijst den Heer" profeteerde;4 van Heman: Hemans zonen Bukkia, Mattanja, Uzziel, Sjebuel, Jerimoth, Hananja, Hanani, Eliatha, Giddalti en Romamtiezer, Josbekasja, Mallothi, Hothir, Mahazioth.5 Deze allen waren zonen van Heman, den ziener des konings, die met woorden Gods den hoorn moesten verhoogen. En God schonk aan Heman veertien zonen en drie dochters.6 Deze allen namen onder de leiding huns vaders deel aan het gezang in des Heeren huis, met cimbalen, luiten en citers, voor den dienst in het huis Gods, volgens aanwijzing des konings: Azaf, Jeduthun en Heman.7 Hun aantal dan, daarin begrepen dat hunner broeders die geoefend waren in de liederen ter ere van den Heer, van alle deskundigen tezamen, bedroeg tweehonderd acht en tachtig.
8 En zij wierpen het lot voor de dienstregeling, evenals hun broeders, zoogoed voor den kleinsten als voor den grootsten, voor deskundigen en leerlingen.9 Het eerste lot kwam uit voor Azaf: Jozef was de eerste, hijzelf met zijn broeders en zonen twaalf; Gedalja, de tweede, hijzelf met zijn broeders en zonen twaalf,10 de derde Zakkur, met zijn zonen en broeders twaalf,11 de vierde Jisri, met zijn zonen en broeders twaalf;12 de vijfde Nethanja, met zijn zonen en broeders twaalf;13 de zesde Bukkia, met zijn zonen en broeders twaalf;14 de zevende Asjarela, met zijn zonen en broeders twaalf;15 de achtste Jezaja, met zijn zonen en broeders twaalf;16 de negende Mattanja, met zijn zonen en broeders twaalf;17 de tiende Sjimei, met zijn zonen en broeders twaalf,18 de elfde Uzziel, met zijn zonen en broeders twaalf,19 de twaalfde Hasjabja, met zijn zonen en broeders twaalf;20 de dertiende Sjubael, met zijn zonen en broeders twaalf;21 de veertiende Mattithja, met zijn zonen en broeders twaalf;22 de vijftiende Jerimoth, met zijn zonen en broeders twaalf;23 de zestiende Hananja, met zijn zonen en broeders twaalf,24 de zeventiende Josbekasja, met zijn zonen en broeders twaalf;25 de achttiende Hanani, met zijn zonen en broeders twaalf;26 de negentiende Mallothi, met zijn zonen en broeders twaalf;27 de twintigste Eliatha, met zijn zonen en broeders twaalf;28 de een en twintigste Hothir, met zijn zonen en broeders twaalf;29 de twee en twintigste Giddalti, met zijn zonen en broeders twaalf;30 de drie en twintigste Mahazioth met zijn zonen en broeders twaalf,31 de vier en twintigste Romamtiezer, met zijn zonen en broeders twaalf.