the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Zacharia 3
1 En mij werd getoond de hogepriester Jozua, staande voor den Engel des Heren, en de satan stond aan zijne rechterhand om hem te wederstaan.2 En de Heer zeide tot den satan: De Heer schelde u, gij satan, ja, de Heer, die Jeruzalem verkoren heeft, schelde u: is deze niet een brandhout, dat uit het vuur is gered?3 En Jozua had onreine klederen aan en stond voor den Engel.4 Deze nu antwoordde en sprak tot degenen, die Vr hem stonden: Doet de onreine klederen van hem weg. En tot hem sprak hij: Zie, Ik heb uwe zonde van u weggenomen en heb u feestklederen aangetrokken.5 En hij zeide: Zet een reinen hoed op zijn hoofd. En zij zetten een reinen hoed op zijn hoofd en trokken hem klederen aan; en de Engel des Heren stond daarbij.6 En de Engel des Heren betuigde aan Jozua, zeggende:7 Dus spreekt de Heer Zebath: Indien gij op mijne wegen zult wandelen en mijne wacht waarnemen, zo zult gij mijn huis regeren en mijne hoven bewaren, en Ik zal u geven uit degenen, die hier staan, dat zij u zullen geleiden.
8 Hoor toe, Jozua, gij hogepriester, gij en uwe vrienden, die Vr u zitten, want zij zijn met elkander een wonderteken; want zie, Ik zal mijnen knecht, de Spruit, doen komen.9 Want zie, op dien enigen steen, dien Ik voor Jozua gelegd heb, zullen zeven ogen zijn; zie, Ik zal zijn graveersel graveren, spreekt de Heer Zebath, en Ik zal de zonde dezes lands wegnemen op nen dag.10 In dien tijd, spreekt de Heer Zebath, zal de een den ander nodigen onder den wijnstok en onder den vijgeboom.