the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Openbaring 9
1 En de vijfde Engel bazuinde, en ik zag een ster, gevallen van de hemel op de aarde, en haar was de sleutel tot den put des afgronds gegeven.2 En zij opende den put des afgronds; en er ging rook op uit den put, als de rook van een groten oven; en de zon en de lucht werden verduisterd van den rook des puts.3 En uit den rook kwamen sprinkhanen op de aarde, en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen macht hebben op de aarde.4 En tot hen werd gezegd, dat zij niet beschadigen zouden het gras der aarde, noch enig groen, noch enigen boom, maar alleen de mensen, die het zegel Gods niet aan hunne voorhoofden hadden.5 En hun werd gegeven, dat zij hen niet zouden doden, maar hen pijnigen, vijf maanden lang; en hunne pijniging was als de pijniging van een schorpioen, als hij een mens steekt.6 En in die dagen zullen de mensen den dood zoeken en hem niet vinden; zij zullen begeren te sterven en de dood zal van hen vlieden.7 En de sprinkhanen waren aan de paarden gelijk, die ten oorlog uitgerust zijn; en op hunne hoofden waren als kronen, aan goud gelijk; en hunne aangezichten als aangezichten van mensen;8 en zij hadden haar als vrouwenhaar, en hunne tanden waren als leeuwentanden;9 en zij hadden pantsers als ijzeren pantsers; en het gedruis hunner vleugels was als het gedruis van wagens met vele paarden, die ten strijde lopen;10 en zij hadden staarten als van schorpioenen, en angels; en in hunne staarten was hunne macht om aan de mensen schade toe te brengen, vijf maanden lang.11 En zij hadden over zich een koning, den Engel des afgronds; diens naam is in het Hebreeuws Abaddon, en in het Grieks heeft hij den naam Apollyon.12 Het ne wee is weg; zie, na dit komen nog twee ween.
13 En de zesde Engel bazuinde, en ik hoorde ene stem uit de vier hoornen van het gouden altaar, dat Vr God staat;14 die zeide tot den zesden Engel, die de bazuin had: Ontbind de vier Engelen, die gebonden zijn bij den groten waterstroom, den Eufraat.15 En de vier Engelen werden ontbonden, welke gereed waren om op uur en dag en maand en jaar het derde deel der mensen te doden.16 En het getal der ruiterij was tweemaal tien duizendmaal tien duizend; en ik hoorde hun getal.17 En alzo zag ik de paarden in dit gezicht, en die er op zaten: zij hadden vurige en purperen en zwavelkleurige pantsers; en de hoofden der paarden waren als leeuwenhoofden, en uit hunnen mond ging vuur en rook en zwavel.18 Door deze drie plagen werd het derde deel der mensen gedood, namelijk door het vuur, door den rook en door den zwavel, die uit hunnen mond ging.19 Want de macht der paarden is in hunnen mond en in hunne staarten, want hunne staarten zijn gelijk aan slangen en hebben hoofden, en daarmede doen zij schade.20 En de overgebleven mensen, die niet gedood waren door deze plagen, deden echter geen boete voor de werken hunner handen, dat zij niet zouden aanbidden de duivelen, en de gouden, zilveren, koperen, stenen en houten afgoden, die niet zien noch horen noch wandelen kunnen;21 zij deden ook geen boete voor hunne moorden, toverijen, hoererij en diefstallen.