Read the Bible

¹ Een psalm, een lied van Asaf, omdat hij niet omkwam, om voor te zingen. (75-2) Wij loven U, God, wij loven U, en verkondigen uwe wonderen, dat uw naam zo nabij is.² (75-3) Te zijner tijd zal ik recht oordelen.³ (75-4) Het land beeft, en allen, die er in wonen; maar ik houd zijne zuilen vast. Sela.⁴ (75-5) Ik sprak tot de trotsen: Roemt zo niet; en tot de goddelozen: Verheft u niet op macht.⁵ (75-6) Verheft u dan niet zozeer op uwe macht, spreekt niet halsstarrig,

⁶ dat het geen nood heeft, (75-7) noch uit het Oosten, noch uit het Westen, noch uit het gebergte in de woestijn.⁷ (75-8) Want God is rechter, die dezen vernedert en genen verhoogt.⁸ (75-9) Want de Heer heeft een beker in de hand, met sterken wijn gevuld; Hij schenkt daaruit, en alle goddelozen moeten drinken en de hef uitslurpen.⁹ (75-10) Maar ik wil het verkondigen eeuwiglijk, en den God van Jakob loven.¹⁰ (75-11) En ik wil alle geweld der goddelozen verbreken, maar het vermogen des rechtvaardigen zal verhoogd worden.