Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Psalmen 49

1 Een psalm voor de kinderen van Korach, om voor te zingen. (49-2) Hoort toe, alle gij volken; merkt op, gij allen, die in dezen tijd leeft:2 gij geringen en gij heren, (49-3) beiden rijken en armen met elkander.3 (49-4) Mijn mond zal van wijsheid spreken, en mijn hart zal verstandige dingen zeggen.4 (49-5) Ik wil voor ene spreuk mijn oor neigen, en bekend maken mijn raadsel bij het geklank op de harp.5 (49-6) Waarom zou ik vrezen in kwade dagen, wanneer de boosheid mijner onderdrukkers mij omringt,

6 die zich verlaten op hun goed, (49-7) en trots zijn op hunnen groten rijkdom?7 (49-8) Niemand kan een broeder verlossen, noch iemand aan God een losgeld geven,8 (49-9) want het kost teveel hunne ziel te verlossen, zodat hij het moet laten blijven eeuwiglijk;9 dat hij leve immer en altoos, (49-10) en den kuil niet ziet.10 (49-11) Want men zal zien, dat zulke wijzen toch sterven, en zowel als de dwazen en zotten omkomen, en hun goed aan anderen moeten achterlaten.11 (49-12) Hunne binnenste gedachte is, dat hunne huizen eeuwig duren, en hunne woningen van geslacht tot geslacht; en zij hebben grote eer op aarde.12 (49-13) Nochtans kunnen zij niet blijven in hunne waardigheid, maar moeten vergaan gelijk het vee.13 (49-14) Dit hun doen is enkel dwaasheid, nochtans prijzen hunne nakomelingen het met hunnen mond. Sela.14 (49-15) Zij liggen in het graf als schapen, de dood knaagt hen; maar de vromen zullen zeer spoedig over hen heersen; en hun trots moet vergaan, in het graf moeten zij blijven.

15 (49-16) Maar God zal mijne ziel verlossen uit het geweld des grafs, want Hij heeft mij aangenomen. Sela.16 (49-17) Laat u niet verbijsteren, wanneer iemand al rijk wordt, wanneer de heerlijkheid van zijn huis groot wordt;17 (49-18) want hij zal in zijn sterven niets medenemen, en zijne heerlijkheid zal hem niet achterna varen.18 (49-19) Maar hij troost zich met dit goede leven, en prijst het, als iemand naar goede dagen tracht.19 (49-20) Zo varen zij hunne vaderen achterna, en zien het licht nimmer weer.20 (49-21) In het kort: wanneer de mens in waardigheid is, en geen verstand heeft, dan vaart hij heen gelijk het vee.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile