the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Psalmen 44
1 Ene onderwijzing voor de kinderen van Korach, om voor te zingen. (44-2) God, wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verhaald, wat Gij gedaan hebt in hunne tijden, van ouds af.2 (44-3) Gij hebt met uwe hand de volken verdreven, maar hen hebt Gij geplant; Gij hebt de volken verdelgd, maar hen hebt Gij uitgebreid.3 (44-4) Want zij hebben het land niet ingenomen door hun zwaard, en hun arm hielp hen niet, maar uwe rechterhand, uw arm en het licht uws aangezichts; want Gij hadt welbehagen aan hen.4 (44-5) God, Gij zelf zijt mijn koning, Gij, die aan Jakob hulp belooft.5 (44-6) Door U willen wij onze vijanden nederstoten, in uwen naam willen wij vertreden wie zich tegen ons stellen.6 (44-7) Want ik verlaat mij niet op mijnen boog, en mijn zwaard kan mij niet helpen;7 (44-8) maar Gij verlost ons van onze vijanden, en maakt te schande wie ons haten.8 (44-9) Wij willen dagelijks roemen in God, en uwen naam prijzen eeuwiglijk. Sela.
9 (44-10) Waarom verstoot Gij ons dan nu, en laat ons te schande worden, en trekt niet uit met ons heir?10 (44-11) Gij laat ons vlieden voor onzen vijand, dat ons beroven wie ons haten.11 (44-12) Gij geeft ons over als schapen ter slachting, en verstrooit ons onder de heidenen.12 (44-13) Gij verkoopt uw volk om niet, en neemt er niets voor.13 (44-14) Gij maakt ons tot smaad bij onze naburen, tot spot en hoon bij degenen, die rondom ons zijn.14 (44-15) Gij maakt ons tot een spreekwoord onder de heidenen, en dat de volken het hoofd over ons schudden.15 (44-16) Dagelijks is mijn smaad voor mij, en mijn aangezicht is vol schaamte,16 (44-17) omdat ik de schenders en lasteraars horen, en de vijanden en wraakgierigen zien moet.
17 (44-18) Dit alles is ons overkomen, en nochtans hebben wij U niet vergeten, noch trouweloos gehandeld tegen uw verbond.18 (44-19) Ons hart is niet afgevallen, noch onze gang geweken van uwen weg,19 (44-20) dat gij ons zo verslaat in een drakenoord en ons bedekt met duisternis.20 (44-21) Zo wij den naam onzes God hadden vergeten, en onze handen opgeheven tot een vreemden God,21 dat zou God wel vinden; (44-22) want Hij kent immers den grond des harten.22 (44-23) Om uwentwil worden wij dagelijks gedood, en zijn geacht als slachtschapen.23 (44-24) Ontwaak, Heer, waarom slaapt Gij? Waak op en verstoot ons niet zo geheel.24 (44-25) Waarom verbergt gij uw aangezicht, en vergeet onze ellende en verdrukking?25 (44-26) Want onze ziel is gebogen ter aarde, onze buik kleeft aan den aardbodem.26 (44-27) Maak U op, help ons, en verlos ons om uwer goedheid wil.