the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Psalmen 132
1 Een lied in het hoge koor. Gedenk, Heer, aan David, en aan al zijn lijden;2 die den Heer zwoer, en gelofte deed aan den Machtige van Jakob:3 Ik wil niet in de hut van mijn huis gaan, noch de sponde mijner legerstede beklimmen;4 ik wil aan mijne ogen geen slaap gunnen, aan mijne oogleden geen sluimering,5 tot ik een vast verblijf vinde voor den Heer, een woning voor den Machtige van Jakob.6 Zie, wij hoorden van haar in Efratha, wij hebben haar gevonden op de velden des wouds.7 Wij willen in zijne woning gaan, en aanbidden voor de voetbank zijner voeten.8 Heer, maak U op tot uwe rust, Gij en de ark uwer macht.9 Laat uwe priesters zich bekleden met gerechtigheid, en uwe heiligen zich verheugen.10 Wend niet af het aangezicht van uwen gezalfde, terwille van uwen knecht David.
11 De Heer heeft David een waarachtigen eed gezworen, daarvan zal Hij niet wijken: Ik wil de vrucht uws lichaams op uwen troon zetten.12 Indien uwe kinderen mijn verbond houden en mijne getuigenissen, die Ik hun leren zal, zo zullen ook hunne kinderen op uwen troon zitten eeuwiglijk.13 Want de Heer heeft Sion verkoren, en heeft lust aldaar te wonen.14 Dit is mijne rust eeuwiglijk, hier wil Ik wonen, want dit behaagt mij.15 Ik zal hare spijs zegenen, en haren armen brood genoeg geven.16 Hare priesters zal ik met heil bekleden, en hare heiligen zullen vrolijk zijn.17 Aldaar zal opgaan de hoorn van David; Ik heb voor mijnen gezalfde ene lamp toegericht.18 Zijne vijanden zal Ik met schande bekleden, maar op hem zal zijne kroon schitteren.