the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Psalmen 119
1 Welgelukzalig zijn degenen, die oprecht leven, die wandelen in de wet des Heren.2 Welgelukzalig wie zijne getuigenissen onderhouden, en Hem zoeken van ganser harte;3 want wie op zijne wegen wandelen, doen geen kwaad.
4 Gij hebt bevolen uwe geboden vlijtig te houden.5 O, dat mijn leven uwe rechten met ernst onderhield!6 Wanneer ik op al uwe geboden zie, dan word ik niet te schande.
7 Ik dank U met een oprecht hart, dat Gij mij de rechten uwer gerechtigheid leert.8 Uwe rechten zal ik onderhouden; verlaat mij nimmermeer.
9 Hoe zal een jongeling zijnen weg onbestrafbaar gaan? Als hij zich houdt aan uwe woorden.
10 Ik zoek U van ganser harte; laat mij niet afdwalen van uwe geboden.
11 Ik bewaar uw woord in mijn hart, opdat ik niet tegen U zondige.
12 Geloofd zijt gij, o Heer, leer mij uwe rechten.
13 Ik zal al de rechten uws monds met mijne lippen vermelden.14 Ik verheug mij wegens uwe getuigenissen meer dan wegens allerlei rijkdom.15 Ik spreek van hetgeen Gij bevolen hebt, en zie op uwe wegen.16 Ik heb lust in uwe rechten, en vergeet uwe woorden niet.
17 Doe wl aan uwen knecht, opdat ik leve en uw woord houde.
18 Open mij de ogen, opdat ik de wonderen uwer wet zie.
19 Ik ben een vreemdeling op aarde, verberg uwe geboden niet voor mij.
20 Mijne ziel bezwijkt van verlangen naar uwe rechten te allen tijde.
21 Gij bedreigt de hoovaardigen; vervloekt zijn, die van uwe geboden afdwalen.
22 Wend smaad en verachting van mij af, want ik onderhoud uwe getuigenissen.
23 De vorsten zitten ook en spreken tegen mij, maar uw knecht spreekt van uwe rechten.
24 Ik heb lust in uwe getuigenissen; die zijn mijne raadslieden.
25 Mijne ziel ligt in het stof: verkwik mij naar uw woord.
26 Ik leg mijne wegen open, en Gij verhoort mij; leer mij uwe rechten.27 Onderwijs mij den weg uwer bevelen, zo zal ik spreken van uwe wonderen.
28 Ik kwel mij, dat mij het hart versmacht: sterk mij naar uw woord.29 Wend van mij af den valsen weg, en vergun mij genadig uwe wet.
30 Ik heb den weg der waarheid verkoren, uwe rechten heb ik mij voorgesteld.31 Ik ben gehecht aan uwe getuigenissen; Heer, laat mij niet te schande worden.32 Als Gij mijn hart troost, zo loop ik den weg uwer geboden.
33 Wijs mij, Heer, den weg uwer rechten, opdat ik ze beware ten einde toe.34 Onderwijs mij, opdat ik uwe wet beware, en ze houde van ganser harte.
35 Doe mij treden op het pad uwer geboden, want daarin heb ik lust.36 Neig mijn hart tot uwe getuigenissen, en niet tot gierigheid.
37 Wend mijne ogen af, dat zij niet zien naar de ijdele leer, maar verkwik mij op uwen weg.
38 Bevestig uwe toezegging aan uwen knecht, die aan uwe vreze is verknocht.
39 Wend van mij af den smaad, dien ik schuw, want uwe rechten zijn liefelijk.
40 Zie, ik begeer uwe bevelen: verkwik mij met uwe gerechtigheid.
41 Heer, laat mij uwe genade ervaren, uwe hulp, naar uwe belofte;42 opdat ik mijnen lasteraar kunne antwoorden; want ik verlaat mij op uw woord.
43 Neem het woord der waarheid toch niet uit mijnen mond, want ik hoop op uwe rechten.44 Ik zal uwe wet gestadig onderhouden, altoos en eeuwig.
45 Ik wandel welgemoed, want ik onderzoek uwe bevelen.46 Voor koningen spreek ik van uwe getuigenissen, en schaam mij die niet.47 Ik heb lust aan uwe geboden, en zij zijn mij lief.48 Ik hef mijne handen op tot uwe geboden, die mij lief zijn, en spreek van uwe rechten.
49 Gedenk aan uwen knecht volgens uwe toezegging, op welke Gij mij laat hopen.
50 Dit is mijn troost in mijne ellende, want uw woord verkwikt mij.
51 De hoovaardigen drijven den spot met mij, nochtans wijk ik niet van uwe wet.
52 Heer, wanneer ik gedenk, hoe Gij geoordeeld hebt van oudsher, dan word ik getroost.
53 Ik ben ontstoken over de goddelozen, die uwe wet verlaten.
54 Uwe rechten zijn mijn lied in het huis mijner vreemdelingschap.
55 Heer, des nachts gedenk ik aan uwen naam, en onderhoud uwe wet.56 Dit is mijn schat, dat ik uwe bevelen onderhoud.
57 Ik heb gezegd: Heer, dit zal mijn erfdeel zijn, dat ik uwe woorden onderhoud.
58 Ik smeek voor uw aangezicht van ganser harte, wees mij genadig naar uwe toezegging.
59 Ik overdenk mijne wegen, en keer mijne voeten tot uwe getuigenissen.60 Ik haast mij en verzuim niet uwe geboden te onderhouden.
61 Het rot der goddelozen berooft mij, maar ik vergeet uwe wet niet.
62 Te middernacht sta ik op om U te loven voor de rechten uwer gerechtigheid.
63 Ik houd mij bij degenen, die U vrezen en uw bevel onderhouden.
64 Heer, de aarde is vol van uwe goederen; leer mij uwe rechten.
65 Gij doet uwen knecht wl, o Heer, naar uw woord.66 Leer mij heilzame zeden en kennis, want ik geloof aan uwe geboden.
67 Eer ik verootmoedigd werd, dwaalde ik, maar nu onderhoud ik uw woord.
68 Gij zijt goedertieren en vriendelijk; leer mij uwe rechten.
69 De hoovaardigen verdichten leugens tegen mij, maar ik onderhoud uwe bevelen van ganser harte.70 Hun hart is als met vet omtogen, maar ik heb lust aan uwe wet.
71 Het is mij lief, dat Gij mij verootmoedigd hebt, opdat ik uwe rechten lere.
72 De wet uws monds is mij liever dan veel duizend stukken goud en zilver.
73 Uwe hand heeft mij gemaakt en bereid; onderwijs mij, opdat ik uwe geboden lere.
74 Wie U vrezen, zullen op mij zien en zich verblijden, want ik hoop op uwe belofte.
75 Heer, ik weet, dat uwe oordelen rechtvaardig zijn, en dat Gij mij met getrouwheid hebt verootmoedigd.
76 Uwe genade moge mijn troost zijn, zoals gij uwen knecht hebt beloofd.77 Laat mij uwe barmhartigheid ervaren, opdat ik leve; want ik heb lust aan uwe wet.
78 Och, dat de hoovaardigen, die mij met leugens onderdrukken, te schande mochten worden; maar ik spreek slechts van uwe bevelen.79 Och, dat zich tot mij mochten keren wie U vrezen en uwe getuigenissen kennen.
80 Mijn hart blijve oprecht in uwe rechten, opdat ik niet te schande worde.
81 Mijne ziel verlangt naar uw heil; ik hoop op uwe belofte.82 Mijne ogen zien smachtend uit naar uwe toezegging, en ik spreek: Wanneer vertroost Gij mij.
83 Want ik ben geworden als een lederen zak in den rook; echter vergeet ik uwe rechten niet.
84 Hoelang zal uw knecht wachten? Wanneer zult Gij gericht houden over Mijne vervolgers?
85 De hoovaardigen graven mij kuilen; zij doen niet naar uwe wet.86 Uwe geboden zijn enkel waarheid. Zij vervolgen mij met leugens, help mij.87 Zij hebben mij bijna verdelgd van de aarde, maar ik verlaat uwe bevelen niet.
88 Verkwik mij door uwe genade, opdat ik de getuigenissen uws monds houde.
89 Heer, uw woord blijft eeuwig in den hemel.90 Uwe trouw duurt van geslacht tot geslacht; Gij hebt de aarde bereid, en zij staat onwankelbaar;91 het staat alles nog heden volgens uwe verordening, want alles moet U dienen.
92 Indien uwe wet mijn troost niet was geweest, ik ware al lang vergaan in mijne ellende.
93 Uwe bevelen zal ik nooit vergeten, want daarmede verkwikt Gij mij.
94 Ik ben de uwe, help mij dus; want ik vraag naar uwe bevelen. De goddelozen loeren op mij om mij om te brengen,
95 maar ik let op uwe getuigenissen.
96 Ik heb aan alle dingen een einde gezien, maar uw gebod is bestendig.
97 Hoe lief heb ik uwe wet! Dagelijks overpeins ik haar.
98 Gij maakt mij door uw gebod veel wijzer dan mijne vijanden, want het is eeuwig mijn schat.99 Ik ben geleerder dan al mijne leeraars, want uwe getuigenissen zijn mijne overdenking;100 ik ben schranderder dan de ouden, want ik onderhoud uwe bevelen.
101 Ik bewaar mijnen voet voor alle kwade wegen, om mij te houden aan uw woord.
102 Ik wijk niet van uwe rechten, want Gij onderwijst mij.
103 Uw woord is mijnen mond zoeter dan honig.104 Uw woord maakt mij verstandig; daarom haat ik alle valse wegen.
105 Uw woord is ene lamp voor mijnen voet en een licht op mijnen weg.
106 Ik zweer, en zal het houden, dat ik de rechten uwer gerechtigheid ondenhouden zal.
107 Ik ben zeer bedrukt; Heer, verkwik mij naar uw woord.
108 Laat, o Heer, het vrijwillige offer mijns monds u behagen en leer mij uwe rechten.
109 Ik draag mijne ziel altoos in mijne handen, en ik vergeet uwe wet niet.110 De goddelozen leggen mij strikken, maar ik dwaal niet af van uwe geboden.
111 Uwe getuigenissen zijn mijn eeuwig erfdeel, want zij zijn de blijdschap mijns harten.112 Ik neig mijn hart om te doen naar uwe rechten, altoos en eeuwig.
113 Ik haat de wargeesten, maar bemin uw wet.
114 Gij zijt mijne bescherming en mijn schild; ik hoop op uw woord.
115 Wijkt van mij, gij boosdoeners; ik wil de geboden mijns Gods onderhouden.
116 Onderhoud mij door uw woord, opdat ik leve, en laat mij niet te schande worden in mijne hoop.117 Sterk mij, opdat ik gered worde; zo zal ik steeds mijnen lust hebben aan uwe rechten.
118 Gij vertreedt al degenen, die van uwe rechten afdwalen, en hunne bedriegerij is niets dan leugen.119 Alle goddelozen der aarde werpt Gij weg als schuim, daarom bemin ik uwe getuigenissen.120 Ik vrees voor U, dat mij de huid rilt, en ik sidder voor uwe oordelen.
121 Ik betracht recht en gerechtigheid, geef mij daarom niet over aan degenen, die mij geweld willen aandoen.122 Bescherm uwen knecht en troost hem, opdat de hoovaardigen mij geen geweld doen.
123 Mijne ogen zien smachtend naar uw heil en naar het woord uwer gerechtigheid.
124 Handel met uwen knecht naar uwe genade, en leer mij uwe rechten.125 Ik ben uw knecht, onderwijs mij, opdat ik uwe getuigenissen kenne.
126 Het is tijd, dat de Heer toetreedt: zij hebben uwe wet verscheurd.
127 Daarom bemin ik uwe geboden ver boven goud, ja boven het fijnste goud.128 Daarom houd ik al uwe bevelen voor recht; ik haat den valsen weg.
129 Uwe getuigenissen zijn wonderbaar, daarom onderhoudt mijne ziel die.
130 Wanneer uw woord geopend wordt, verlicht het, en maakt de eenvoudigen verstandig.
131 Ik doe mijnen mond open en begeer uwe geboden, want ik verlang er naar.
132 Wend U tot mij, en ontferm U over mij, gelijk Gij pleegt te handelen met degenen, die uwen naam beminnen.
133 Laat mijne treden vast zijn in uw woord, en laat geen onrecht over mij heersen.
134 Verlos mij van het geweld der mensen, zo zal ik uwe bevelen onderhouden.
135 Laat uw aangezicht lichten over uwen knecht, en leer mij uwe rechten.
136 Mijne ogen vlieten van water, omdat men uwe wet niet onderhoudt.
137 Heer, Gij zijt rechtvaardig, en uw woord is recht.138 Gij hebt de rechtvaardigheid en de waarheid nadrukkelijk geboden.
139 Ik heb mij bijna dood geijverd, omdat mijne wederpartijders uwe woorden vergeten.
140 Uw woord is welbeproefd, en uw knecht heeft het lief.
141 Ik ben gering en veracht, maar ik vergeet uwe bevelen niet.
142 Uwe gerechtigheid is ene eeuwige gerechtigheid, en uwe wet is waarheid.
143 Angst en nood hebben mij getroffen, doch uwe geboden zijn mijne verlustiging.144 De gerechtigheid uwer getuigenissen is eeuwig; onderwijs mij, zo zal ik leven.
145 Ik roep van ganser harte: verhoor mij, Heer, opdat ik uwe rechten onderhoude.146 Ik roep tot U: help mij, opdat ik uwe getuigenissen betrachte.
147 Ik kom vroeg en jammer; op uwe belofte hoop ik.148 Ik ontwaak, als het nog nacht is, om na te denken over uw woord.
149 Hoor mijne stem naar uwe genade; Heer, verkwik mij naar uwe rechten.
150 Mijne boosaardige vervolgers zijn nabij, maar zij zijn verre van uwe wet.151 Heer, Gij zijt nabij, en al uwe geboden zijn enkel waarheid.
152 Maar ik weet van ouds, dat Gij uwe getuigenissen eeuwig hebt gegrond.
153 Zie mijne ellende aan, en help mij uit, want ik vergeet uwe wet niet.154 Voer mijne zaak uit en verlos mij: verkwik mij door uw woord.
155 Het heil is verre van de goddelozen, want zij achten uwe rechten niet.
156 Heer, uwe barmhartigheid is groot; verkwik mij naar uwe rechten.
157 Mijne vervolgers en wederpartijders zijn vele, maar ik wijk niet van uwe getuigenissen.
158 Ik zie de verachters, en het doet mij wee, dat zij uw woord niet houden.
159 Zie, ik bemin uwe bevelen; Heer, verkwik mij naar uwe genade.
160 Uw woord is niets dan waarheid, en alle rechten uwer gerechtigheid duren eeuwig.
161 De vorsten vervolgen mij zonder oorzaak, en mijn hart vreest voor uwe woorden.
162 Ik verheug mij over uw woord, als een die een groten buit verkrijgt.
163 De leugens haat ik en heb er een afkeer van, maar uwe wet heb ik lief.
164 Ik loof u zevenmaal 's daags om de rechten uwer gerechtigheid.
165 Wie uwe wet beminnen, hebben groten vrede en zullen niet struikelen.
166 Heer, ik wacht op uw heil en doe naar uwe geboden.
167 Mijne ziel houdt uwe getuigenissen, en ik bemin ze zeer.168 Ik onderhoud uwe bevelen en uwe getuigenissen, want al mijne wegen zijn voor U.
169 Heer, laat mijn klagen voor U komen, en onderwijs mij naar uw woord.170 Laat mijn smeken voor U komen, red mij naar uw woord.
171 Mijne lippen zullen loven, als gij mij uwe rechten leert.
172 Mijne tong zal gewagen van uw woord, want al uwe geboden zijn recht.
173 Laat uwe hand mij ondersteunen, want ik heb uw bevelen verkozen.174 Heer, ik verlang naar uw heil, en heb lust aan uwe wet.
175 Laat mijne ziel leven, opdat zij U love, en laat uwe rechten mij helpen.
176 Ik ben als een verdwaald en verloren schaap: zoek uwen knecht op, want ik vergeet uwe geboden niet.