Read the Bible

¹ Het is mij lief, dat de Heer mijne stem en mijn smeken hoort;² want Hij neigde zijn oor tot mij; daarom zal ik Hem aanroepen mijn leven lang.³ Banden des doods hadden mij omvangen, en angsten des grafs hadden mij getroffen; ik kwam in jammer en nood.⁴ Maar ik riep den naam des Heren aan: O Heer, red mijne ziel.⁵ De Heer is genadig en rechtvaardig, en onze God is barmhartig.⁶ De Heer behoedt de eenvoudigen; als ik tegronde zou gaan, verloste Hij mij.⁷ Wees nu weder tevreden, o mijne ziel, want de Heer doet u wl.⁸ Ja, Gij hebt mijne ziel van den dood gered, mijn oog van tranen, mijn voet van uitglijden.⁹ Ik zal wandelen voor den Heer, in het land der levenden.

¹⁰ Ik geloof, daarom spreek ik; ik word zeer geplaagd.¹¹ Ik sprak in mijnen angst: De mensen zijn allen leugenaars.¹² Hoe zal ik den Heer vergelden al zijne weldaden, die Hij aan mij bewezen heeft?¹³ Ik zal den beker der erkentelijkheid nemen en den naam des Heren aanroepen.¹⁴ Ik zal den Heer mijne beloften betalen in de tegenwoordigheid van al zijn volk.¹⁵ De dood zijner heiligen is dierbaar gehouden bij den Heer.¹⁶ O Heer, ik ben uw knecht, ik ben uw knecht, de zoon uwer dienstmaagd; Gij hebt mijne banden losgemaakt.¹⁷ U zal ik het dankoffer offeren, en den naam des Heren verkondigen.¹⁸ Ik zal den Heer mijne geloften betalen, in de tegen woordigheid van al zijn volk,¹⁹ in de voorhoven van het huis des Heren, in u, o Jeruzalem. Hallelujah!