the Fourth Week of Advent
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Micha 2
1 Wee hun, die schade trachten te doen en snoodheid beramen op hunne legersteden, opdat zij het vroeg, als het dag wordt, volbrengen, dewijl zij de macht hebben.2 Zij brengen akkers aan zich en nemen de huizen weg, die zij begeren: alzo bedrijven zij geweld aan ieders huis en aan ieders erf.3 Daarom spreekt de Heer aldus: Zie, Ik denk kwaad over dit geslacht, waaruit gij uwen hals niet zult trekken, noch stoutmoedig gaan; want het zal een boze tijd zijn.4 Te dien dage zal men een spreekwoord van u maken en een klaagzang zingen en zeggen: Het is uit met ons, wij zijn vernield; het land mijns volks krijgt een vreemden heer! Wanneer zal Hij ons de akkers weer toedelen, die Hij ons ontnomen heeft?5 Voorwaar gij zult geen deel behouden in de gemeente des Heren.
6 Zij zeggen: Profeteert niet; want dat profeteren raakt ons niet, wij zullen niet zo te schande worden.7 Het huis van Jakob troost zich aldus: Meent gij, dat de Heer snel zal toornen? Zou Hij dat willen doen? Maar zijn dan mijne woorden niet vriendelijk voor de vromen?8 Maar mijn volk heeft zich aangesteld als een vijand; want zij roven beiden, rok en mantel, van hen, die gerust heengaan, als keerden zij uit den strijd terug.9 Gij hebt de vrouwen mijns volks verdreven uit de huizen harer verlustiging en neemt gestadig mijn sieraad van hare jonge kinderen.10 Daarom maakt u op! Gij moet weg, gij zult hier niet blijven; wegens hunne onreinheid zullen zij verdorven worden met een groot verderf.11 Indien ik een dwaalgeest was en een leugenprediker en predikte, hoe zij drinken en zwelgen moesten, dan was ik een prediker voor dit volk.
12 Voorzeker zal Ik u, o Jakob, geheel verzamelen en de overgeblevenen van Isral bijeenbrengen; Ik zal ze, gelijk de schapen met elkander in een vasten stal doen; en gelijk een kudde in hare kooien, dat het van mensen zal wemelen.13 Er zal een doorbreker voor hen optrekken; zij zullen doorbreken en door de poort uit trekken en intrekken en hun koning zal voor hen uitgaan, en de Heer aan hunne spits.