Lectionary Calendar
Sunday, December 22nd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Mattheüs 27

1 Des morgens nu hielden al de Hogepriesters en de Oudsten des volks raad over Jezus, om hem te doden.2 En zij bonden hem, leidden hem heen, en leverden hem over aan den landvoogd Pontius Pilatus.3 Toen Judas, die hem verraden had, zag, dat hij ter dood veroordeeld was, berouwde het hem, en hij bracht de dertig zilverlingen aan de Hogepriesters en de Oudsten weder,4 zeggende: Ik heb gezondigd, dat ik onschuldig bloed verraden heb. Maar zij zeiden: Wat gaat ons dat aan? Zie gij toe!5 En hij wierp de zilverlingen in den tempel en scheidde van daar, en ging heen en verhing zich.6 De Hogepriesters nu namen de zilverlingen, en zeiden: Het is niet geoorloofd, dat wij die in de godskist leggen, want het is bloedgeld.7 En zij hielden raad, en kochten daarvoor den akker eens pottenbakkers, tot ene begrafenis voor vreemdelingen.8 Daarom is deze akker genaamd de Bloedakker, tot op den dag van heden.9 Toen is vervuld hetgeen gezegd is door den profeet Jeremia, zeggende: "Zij hebben dertig zilverlingen genomen, waarmede de verkochte betaald werd, welken zij kochten van de kinderen Israls,10 en hebben ze gegeven voor den akker eens pottenbakkers, gelijk de Heer mij bevolen heeft".

11 En Jezus stond voor den landvoogd; en de landvoogd vraagde hem, zeggende: Zijt gij de koning der Joden? En Jezus zeide tot hem: Gij zegt het.12 En toen hij beschuldigd werd door de Hogepriesters en de Oudsten, antwoordde hij niets.13 Toen zeide Pilatus tot hem: Hoort gij niet hoe zwaar zij u beschuldigen?14 Maar hij antwoordde hem niet op n woord, zodat de landvoogd zich zeer verwonderde.15 En op het feest was de landvoogd gewoon aan het volk een gevangene los te geven, wien zij wilden.16 En te dien tijde hadden zij een beruchten gevangene, genaamd Barabbas.17 En toen zij vergaderd waren, zeide Pilatus tot hen: Wien wilt gij, dat ik u zal losgeven, Barabbas, of Jezus, die gezegd wordt, dat hij de Christus is?18 Want hij wist wel, dat zij hem uit nijdigheid hadden overgeleverd.19 En toen hij op den rechterstoel zat, zond zijne huisvrouw tot hem, en liet hem zeggen: Heb niets te doen met dezen rechtvaardige, want ik heb heden om zijnentwil veel geleden in den droom.20 Maar de Hogepriesters en de Oudsten stookten het volk op, dat zij Barabbas zouden eisen, en Jezus doden.21 Toen antwoordde de landvoogd en zeide tot hen: Wien van deze twee wilt gij, dat ik u zal losgeven? En zij zeiden: Barabbas.22 Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, die gezegd wordt dat hij de Christus is? Zij zeiden allen: Laat hem kruisigen.23 Doch de landvoogd zeide: Wat kwaads heeft hij dan gedaan? Maar zij riepen te meer, zeggende: Laat hem kruisigen!24 Toen nu Pilatus zag, dat hij niets vorderde, maar dat er veelmeer een oproer kwam, nam hij water en wies de handen voor het volk, zeggende: Ik ben onschuldig aan het bloed van dezen rechtvaardige; ziet gij toe!25 Toen antwoordde al het volk en zeide: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen!

26 Toen gaf hij hun Barabbas los, maar Jezus liet hij geeselen, en leverde hem over om gekruisigd te worden.27 Toen namen de krijgsknechten van den landvoogd Jezus met zich in het rechthuis, en vergaderden tegen hem de gehele schare.28 En zij ontkleedden hem, en deden hem een purperen mantel om,29 en vlochten ene kroon van doornen, en zetten die op zijn hoofd, en gaven hem een rietstok in zijne rechterhand; en zij bogen de knien voor hem, en bespotten hem, zeggende: Wees gegroet, koning der Joden!30 En zij spuwden op hem, en namen den rietstok en sloegen daarmede op zijn hoofd.31 En toen zij hem bespot hadden, deden zij hem den mantel af, en trokken hem zijne klederen aan, en leidden hem heen om hem te kruisigen.32 En toen zij uitgingen, vonden zij een mens van Cyrene, genaamd Simon; dezen dwongen zij, om zijn kruis te dragen.

33 En toen zij kwamen aan de plaats, genaamd Golgotha, dat is vertaald: Hoofdschedelplaats,34 gaven zij hem edik met gal gemengd te drinken; en toen hij dien proefde, wilde hij niet drinken.35 Toen zij hem nu gekruisigd hadden, deelden zij zijne klederen, en wierpen het lot daarover, opdat vervuld werd hetgeen gezegd is door den profeet: "Zij hebben mijne klederen onder zich gedeeld, en over mijn gewaad hebben zij het lot geworpen".36 En zij zaten aldaar, en hielden de wacht bij hem.37 En boven zijn hoofd hechtten zij de oorzaak van zijne doodstraf, aldus geschreven: Deze is Jezus, de koning der Joden.38 En twee moordenaars werden met hem gekruisigd, n ter rechter hand en n ter linkerhand.39 En die voorbijgingen lasterden hem, en schudden hunne hoofden,40 zeggende: Gij, die den tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, help uzelven! Zijt gij Gods Zoon, zo klim af van het kruis!41 Desgelijks bespotten hem ook de Hogepriesters met de Schriftgeleerden en de Oudsten, en zeiden:42 Anderen heeft hij geholpen, en kan zichzelven niet helpen. Is hij Israls koning, zo klimme hij nu af van het kruis, dan zullen wij hem geloven.43 Hij heeft op God vertrouwd; die verlosse hem nu, indien Hij behagen in hem heeft; want hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon!44 Desgelijks beschimpten hem ook de moordenaars, die met hem gekruisigd waren.45 En van de zesde ure af ontstond er ene duisternis over het gehele land, tot de negende ure toe.46 En omtrent de negende ure riep Jezus met ene luide stem, zeggende: El, El, lama sabachtani! dat is: mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?47 En sommigen van degenen, die daar stonden, dit horende, zeiden: Hij roept Ela.48 En terstond liep er een van hen heen, nam ene spons en vulde ze met edik, en stak ze op een rietstok, en gaf hem te drinken.49 Maar de anderen zeiden: Houd op, laat ons zien, of Ela komt, om hem te helpen.

50 En Jezus riep nog eens met ene luide stem, en gaf den geest.51 En zie, het voorhangsel in den tempel scheurde in tween, van boven tot beneden; en de aarde beefde, en de steenrotsen scheurden,52 en de graven openden zich, en vele lichamen der heiligen, die ontslapen waren, stonden op,53 en gingen uit de graven, na zijne opstanding, en kwamen in de heilige stad, en verschenen aan velen.54 De hoofdman nu, en die bij hem waren en bij Jezus de wacht hielden, ziende de aardbeving en wat geschiedde, verschrikten zeer en zeiden: Waarlijk, deze was Gods Zoon!55 En daar waren vele vrouwen, die van verre toezagen, die Jezus gevolgd waren uit Galila, en hem gediend hadden;56 onder welke was Maria Magdalena, en Maria de moeder van Jakobus en Joses, en de moeder der zonen van Zebedes.

57 Des avonds nu kwam een rijk man van Arimatha, genaamd Jozef, die ook een jonger van Jezus was.58 Deze ging tot Pilatus en verzocht hem om het lichaam van Jezus. Toe gebood Pilatus, dat het hem gegeven zou worden.59 En Jozef nam het lichaam, en wond het in een rein lijnwaad,60 en leide het in zijn eigen nieuw graf, hetwelk hij in ene steenrots had laten uithouwen, en wentelde een groten steen voor den ingang des grafs, en ging van daar.61 En aldaar was Maria Magdalena en de andere Maria; die zetten zich tegenover het graf.62 Des anderen daags, die op den dag der toerusting volgt, kwamen de Hogepriesters en de Farizen te zamen tot Pilatus,63 zeggende: Heer, wij herinneren ons, dat deze verleider, toen hij nog leefde, gezegd heeft: Ik zal na drie dagen opstaan.64 Beveel dan, dat men het graf bewake tot den derden dag, opdat zijne jongeren misschien niet bij nacht komen en hem stelen, en tot het volk zeggen: Hij is opgestaan van de doden. Zo zou de laatste bedriegerij erger worden dan de eerste.65 En Pilatus zeide tot hen: Daar hebt gij de wachters; gaat heen, en bewaakt het, zo goed gij het verstaat.66 En zij gingen heen, en bewaakten het graf met wachters, en verzegelden den steen.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile