the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Johannes 13
1 En Vr het Paaschfeest, toen Jezus wist, dat zijn tijd gekomen was, dat hij uit deze wereld zou gaan tot den Vader, --gelijk hij de zijnen, die in de wereld waren, had liefgehad, zo had hij hen lief tot aan het einde.2 En bij den maaltijd, --toen reeds de duivel Judas, Simons zoon, Iskariot in het hart gegeven had, dat hij hem verraden zou3 --toen Jezus wist, dat de Vader hem alles in zijne handen gegeven had, en dat hij van God gekomen was en tot God heenging,4 stond hij op van den maaltijd, legde zijne klederen af, en nam een linnen doek en omgordde zich.5 Daarna goot hij water in een bekken, en begon den jongeren de voeten te wassen, en ze af te drogen met den linnen doek, waarmede hij omgord was.6 Toen kwam hij tot Simon Petrus, en die zeide tot hem: Heer, zoudt gij mij de voeten wassen?7 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Wat ik doe weet gij nu niet, maar gij zult het na dezen verstaan.8 Toen zeide Petrus tot hem: Nimmermeer zult gij mij de voeten wassen. Jezus antwoordde hem: Indien ik u niet was, hebt gij geen deel aan mij.9 Simon Petrus zeide tot hem: Heer, niet alleen de voeten maar ook de handen en het hoofd.10 Jezus zeide tot hem: Wie gewassen is, dien behoeven niet dan de voeten gewassen te worden, en hij is reeds geheel rein; en gijlieden zijt rein, maar niet allen.11 Want hij wist wie hem verraden zou; daarom zeide hij: Gij zijt niet allen rein.12 Toen hij nu hunne voeten gewassen had, nam hij zijne klederen, en zette zich weder neder, en zeide tot hen: Weet gij wat ik u gedaan heb?13 Gij noemt mij Meester en Heer, en zegt dit te recht, want ik ben het ook.14 Indien dan ik, uw Heer en Meester, u de voeten gewassen heb, zo zult gij ook elkander de voeten wassen;15 want een voorbeeld heb ik u gegeven, opdat gij doet gelijk ik u gedaan heb.16 Voorwaar, voorwaar ik zeg u: De knecht is niet groter dan zijn heer, noch de apostel groter dan die hem gezonden heeft.17 Indien gij dit weet, zalig zijt gij, zo gij het doet.
18 Ik zeg het niet van u allen; ik weet, wie ik verkoren heb, maar opdat de Schrift vervuld worde: "Die mijn brood eet, heft den voet tegen mij op."19 Nu zeg ik het u, eer het geschiedt, opdat, wanneer het geschied is, gij geloven moogt, dat ik het ben.20 Voorwaar, voorwaar ik zeg u: Wie iemand aanneemt, dien ik zend, die neemt mij aan; en wie mij aanneemt, die neemt dengene aan die mij gezonden heeft.21 Toen Jezus dat gezegd had, werd hij ontroerd in den geest, en betuigde en zeide: Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Een van u zal mij verraden.22 Toen zagen de jongeren elkander aan, en waren in twijfel van wien hij dat zeide.23 En er was een van zijne jongeren, zittende aan tafel aan de borst van Jezus, dien Jezus liefhad.24 Dezen wenkte Simon Petrus, dat hij vragen zou wie het was, van wien hij dit zeide.25 Deze nu, liggende aan Jezus' borst, zeide tot hem: Heer, wie is het?26 Jezus antwoordde: Deze is het, dien ik de ingedoopte bete geven zal. En hij doopte de bete in, en gaf ze aan Judas, Simons zoon, Iskariot.27 En na de bete voer de satan in hem. Toen zeide Jezus tot hem: Wat gij doet, doe dat haastig.28 Maar niemand aan tafel wist, waarom hij hem dat zeide.29 Sommigen meenden, dewijl Judas de beurs had, dat Jezus tot hem zeide: Koop wat ons nodig is op het feest; of dat hij den armen wat geven zou.30 Toen hij nu de bete genomen had, ging hij terstond uit; en het was nacht.
31 En toen hij uitgegaan was, zeide Jezus: Nu wordt des Mensen Zoon verheerlijkt, en God wordt verheerlijkt in hem. Is God verheerlijkt in hem,32 zo zal God hem ook verheerlijken in zichzelven, en zal hem welhaast verheerlijken.33 Kinderen, ik ben nog een kleinen tijd bij u. Gij zult mij zoeken, en gelijk ik tot de Joden gezegd heb: Waar ik heenga, kunt gij niet komen, zo zeg ik nu ook u.34 Een nieuw gebod geef ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk ik u heb liefgehad, dat ook gij elkander liefhebt.35 Daaraan zal ieder erkennen, dat gij mijne jongeren zijt, zo gij liefde onder elkander hebt.
36 Simon Petrus zeide tot hem: Heer, waar gaat gij heen? Jezus antwoordde hem: Waar ik heenga, kunt gij mij nu niet volgen, maar gij zult mij daarna volgen.37 Petrus zeide tot hem: Heer, waarom kan ik u nu niet volgen? Ik zal mijn leven voor u laten.38 Jezus antwoordde hem: Zult gij uw leven voor mij laten? Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: De haan zal niet kraaien, totdat gij mij driemaal zult verloochend hebben.