the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Job 1
1 Er was een man in het land Uz, genaamd Job; die was vroom en oprecht, godvrezend en mijdende het kwaad.2 En hij verwekte zeven zonen en drie dochters;3 en zijn vee was zeven duizend schapen, drie duizend kamelen, vijfhonderd juk runderen, vijfhonderd ezelinnen, en talrijke dienaren; en hij was aanzienlijker dan allen, die tegen het Oosten woonden.
4 En zijne zonen gingen heen en maakten maaltijden, elk in zijn huis, op zijnen dag; en zij zonden heen en nodigden hunne drie zusters om met hen te eten en te drinken.5 En als er een dag des maaltijds voorbij was, ontbood Job hen en heiligde hen, en maakte zich des morgens vroeg op en offerde brandoffers, naar het getal van hen allen; want Job dacht: Mijne zonen mochten gezondigd en God verlaten hebben in hun hart. Alzo deed Job op al die dagen.
6 Het gebeurde nu op een dag, toen de kinderen Gods kwamen en voor den Heer traden, dat de satan ook onder hen kwam.7 De Heer nu sprak tot den satan: Van waar komt gij? De satan antwoordde den Heer en sprak: Ik heb het land rondom doorgetrokken.8 En de Heer sprak tot den satan: Hebt gij geen acht geslagen op mijnen knecht Job? Want zijnsgelijke is in het land niet, vroom en oprecht, godvrezend en mijdende het kwaad.9 De satan antwoordde den Heer en sprak: Meent Gij, dat Job omniet God vreest?10 Gij hebt hem immers zijn huis en al wat hij heeft van rondom bewaard; Gij hebt het werk zijner handen gezegend, en zijn goed heeft zich uitgebreid in het land.11 Maar strek uwe hand uit en tast aan al wat hij heeft; voorwaar, hij zal U in het aangezicht vaarwel zeggen.12 En de Heer sprak tot den satan: Zie, al wat hij heeft, zij in uwe hand: sla alleen aan hem zelven uwe hand niet. Toen ging de satan uit van den Heer.
13 Op den dag nu toen zijne zonen en dochters aten en wijn dronken in het huis van hunnen broeder, den eerstgeborene,14 kwam een bode tot Job en zeide: De runderen ploegden, en de ezelinnen ginnen daarnevens in de weide;15 toen vielen die van Saba daarin, en namen ze, en sloegen de jongens met de scherpte des zwaards: en ik ben alleen ontlopen om het u bekend te maken.16 Terwijl deze nog sprak, kwam een ander en zeide: Het vuur Gods viel van den hemel en verbrandde de schapen en de jongens, en verteerde ze: en ik ben alleen ontlopen om het u bekend te maken.17 Terwijl deze nog sprak, kwam een ander en zeide: De Chalden verdeelden zich in drie benden, en overvielen de kamelen, en namen ze en sloegen de jongens met de scherpte des zwaards: en ik ben alleen ontlopen om het u bekend te maken.18 Terwijl deze nog sprak, kwam een ander en zeide: Uwe zonen en dochters aten en dronken in het huis van hunnen broeder, den eerstgeborene;19 en zie er kwam een hevige wind van over de woestijn, en stiet op de vier hoeken van het huis, en wierp het op de jongelingen, zodat zij stierven: en ik ben alleen ontlopen om het u bekend te maken.
20 Toen stond Job op en scheurde zijn kleed, en trok zijn hoofdhaar uit, en viel op de aarde en aanbad,21 en sprak: Ik ben naakt uit den schoot mijner moeder gekomen, naakt zal ik weder daarheen varen. De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen; de naam des Heren zij geloofd!22 In dit alles zondigde Job niet, en deed niets ongerijmds tegen God.