the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Hebreeën 7
1 Deze Melchizdek nu was koning te Salem, een priester van God den Allerhoogste, die Abrahmam te gemoet ging, toen hij van het verslaan der koningen wederkeerde, en hem zegende;2 aan wien ook Abraham van alles de tienden gaf. Ten eerste betekent zijn naam: koning der gerechtigheid, en daarna is hij ook koning van Salem, dat is: koning des vredes;3 zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsregister, en hij heeft noch begin der dagen, noch einde des levens; maar den Zoon Gods gelijk gemaakt, blijft hij priester in eeuwigheid.4 Merkt nu op, hoe groot diegene is, wien zelfs Abraham, de aartsvader, de tienden gaf van den veroverden buit.5 En zij uit de kinderen van Levi, die het priesterschap ontvingen, hebben een gebod naar de wet om de tienden van het volk, dat is: van hunne broeders te nemen, hoewel zij uit de lendenen van Abraham gekomen zijn;6 maar degene, wiens geslacht niet van hen wordt afgeleid, die nam de tienden van Abraham, en zegende dengene, die de beloften had.7 Nu is het zonder enige tegenspraak aldus, dat het mindere door het meerdere gezegend wordt.8 En hier nemen mensen, die sterven, de tienden, maar Dr een, van wien getuigd wordt, dat hij leeft.9 En om zo te spreken, zelfs Levi, die de tienden neemt, heeft door Abraham tienden gegeven;10 want hij was immers nog in de lendenen zijns vaders, toen Melchizdek hem te gemoet ging.
11 Indien dan nu de volkomenheid door het Levitische priesterschap bereikt ware--want in verband daarmede heeft het volk de Wet ontvangen--, was het dan nog nodig te zeggen, dat een priester zou opstaan naar de ordening van Melchizdek, en niet naar de ordening van Aron?12 Want waar het priesterschap veranderd wordt, daar moet ook de Wet veranderd worden.13 Hij toch, van wien dit gezegd is, is van een ander geslacht, uit hetwelk nooit iemand het altaar bediend heeft;14 want het is immers openbaar, dat onze Heer uit Juda gesproten is, tot welk geslacht Mozes niets gesproken heeft van het priesterschap.15 En dit is nog klaarder, zo naar de wijze van Melchizdek een ander priester op staat,16 die het niet naar de wet des vleselijken gebods geworden is, maar naar de kracht des onvergankelijken levens.17 Van hem toch wordt getuigd: "Gij zijt een priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizdek".18 Want daarmede wordt een voorgaande instelling opgeheven, omdat zij te zwak en onnut was19 --de Wet toch kon niets volkomen maken--; maar ene betere hoop wordt ingevoerd, door welke wij tot God naderen.20 En gelijk dit niet zonder eedzwering geschied is--want genen zijn zonder eedzwering priesters geworden,21 maar deze met eedzwering door dengene, die tot hem gezegd heeft: "De Heer heeft gezworen, en het zal hem niet berouwen: Gij zijt een priester in eeuwigheid, naar de ordening van Melchizdek"--,22 alzo is Jezus van een beter verbond borg geworden.23 En van genen zijn er velen, die priesters werden, omdat de dood hen niet liet blijven;24 maar deze, omdat hij in eeuwigheid blijft, heeft een onvergankelijk priesterschap;25 waarom hij ook volkomen kan zalig maken degenen, die door hem tot God komen, dewijl hij altijd leeft om voor hen te bidden.26 Want zulk een hogepriester betaamde het ons te hebben, die heilig was, onschuldig, onbevlekt, van de zondaars afgescheiden, en hoger dan de hemelen geworden;27 wien het niet dagelijks nodig was, om gelijk gene hogepriesters, eerst voor zijne eigene zonden offeranden te doen, daarna voor de zonden des volks; want dit heeft hij eenmaal gedaan, toen hij zichzelven offerde.28 Want de Wet stelt tot hogepriesters mensen, die zwakheid hebben; maar het woord der eedzwering, dat na de Wet gezegd is, stelt den Zoon, die tot in eeuwigheid volkomen is.