Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Exodus 32

1 Toen nu het volk zag, dat Mozes vertoefde van den berg af te komen, verzamelde het zich tegen Aron, en sprak tot hem: Welaan, maak ons goden, die voor ons uitgaan! Want wij weten niet wat dezen man Mozes, die ons uit Egypteland gevoerd heeft, wedervaren is.2 Aron sprak tot hen: Rukt de gouden oorringen af, die in de oren uwer vrouwen, uwer zonen en uwer dochters zijn, en brengt ze tot mij.3 Toen rukte al het volk hunne gouden oorringen af van hunne oren, en zij brachten ze tot Aron;4 en hij nam ze uit hunne handen, en ontwierp met ene stift ene beeltenis, en maakte een gegoten kalf daarvan; en zij spraken: Dit zijn uwe goden, Isral, die u uit Egypteland gevoerd hebben.5 Toen Aron dat zag, bouwde hij daarvoor een altaar, en liet uitroepen en sprak: Morgen is des Heren feest.6 En zij stonden des morgens vroeg op, en offerden brandoffers, en brachten daarbij dankoffers; daarna zette zich het volk om te eten en te drinken, en zij stonden op om te spelen.

7 En de Heer sprak tot Mozes: Ga, klim af; want uw volk, hetwelk gij uit Egypteland gevoerd hebt, heeft het verdorven.8 Zij zijn spoedig van den weg afgeweken, dien Ik hun geboden heb; zij hebben zich een gegoten kalf gemaakt, en hebben het aangebeden en daaraan geofferd, en gezegd: Dit zijn uwe goden, Isral, die u uit Egypteland gevoerd hebben.9 En de Heer sprak tot Mozes: Ik zie, dat het een hardnekkig volk is;10 en nu, laat af van Mij, opdat mijn toorn over hen ontbrande en hen vertere; zo zal Ik u tot een groot volk maken.11 Maar Mozes smeekte den Heer, zijnen God, en sprak: Ach, Heer! waarom zal uw toorn ontbranden over uw volk, hetwelk Gij met ene grote kracht en sterke hand uit Egypteland gevoerd hebt?12 Waarom zullen de Egyptenaars zeggen: Hij heeft hen tot hun ongeluk uitgevoerd om hen te doden in het gebergte en hen te verdelgen van den aardbodem? Keer U van de hitte uws toorns, en wees genadig over de boosheid uws volks.13 Gedenk aan uwe dienaren, Abraham, Isak en Isral, welken Gij bij uzelven gezworen, en tot wie Gij gesproken hebt: Ik zal uw zaad vermenigvuldigen als de sterren aan den hemel; en al dit land, hetwelk Ik u beloofd heb, zal Ik uwen zade geven, en zij zullen het bezitten eeuwiglijk.14 Toen berouwde den Heer het kwaad, hetwelk Hij gedreigd had aan zijn volk te zullen doen.

15 En Mozes wendde zich om en klom van den berg af, en had de twee tafelen der getuigenis in zijne hand, die op beide zijden beschreven waren;16 en God had die zelf gemaakt en zelf het schrift daarin gegraveerd.17 Toen nu Jozua het geschreeuw des volks hoorde, als het juichte, sprak hij tot Mozes: Er is een geschreeuw in het leger, als in den strijd.18 Maar hij antwoordde: Het is niet een geschreeuw van zodanigen tegen elkander, die de overhand hebben of de nederlaag; maar ik hoor het geluid van een gezang der reien.19 Toen hij nu nabij het leger kwam en het kalf en de reien zag, ontbrandde hij in toorn, en hij wierp de tafelen uit zijne hand en verbrak ze beneden aan den berg.20 En hij nam het kalf, hetwelk zij gemaakt hadden, en verbrandde het met vuur, en vermaalde het tot stof, en strooide het op het water, en gaf het den kinderen Israls te drinken.

21 En hij sprak tot Aron: Wat heeft dit volk u gedaan, dat gij zulk ene grote zonde over hen gebracht hebt?22 En Aron sprak: De toorn mijns heren ontbrande niet: gij weet dat dit volk boos is.23 Zij zeiden tot mij: Maak ons goden, die voor ons uitgaan; want wij weten niet wat dezen man Mozes, die ons uit Egypteland gevoerd heeft, wedervaren is.24 Toen zeide ik tot hen: Wie goud heeft, rukke het af en geve het mij: en ik wierp het in het vuur, daarvan is dit kalf geworden.25 Toen nu Mozes zag, dat het volk losbandig geworden was, want Aron had hen losbandig gemaakt tot ene bespotting onder degenen, die tegen hen zouden willen opstaan,26 trad hij in de poort des legers en sprak: Herwaarts tot mij, wie den Heer toebehoort! Toen verzamelden zich al de kinderen van Levi tot hem.27 En hij sprak tot hen: Aldus spreekt de Heer Israls God: leder gorde zijn zwaard aan zijne lende, en ga door het gehele leger, herwaarts en derwaarts, van de ene poort tot de andere, en ieder dode zijnen broeder, vriend en naaste.28 En de kinderen van Levi deden gelijk Mozes hun gezegd had, en er vielen op dien dag van het volk drie duizend man.29 Want Mozes had gezegd: Wijdt u heden aan den Heer, ieder tegen zijnen zoon en broeder, opdat heden de zegen over ulieden gegeven worde.

30 En des morgens sprak Mozes tot het volk: Gij hebt ene grote zonde gedaan; nu zal ik opklimmen tot den Heer, of ik misschien uwe zonde verzoenen mocht.31 Toen nu Mozes weder tot den Heer kwam, sprak hij: Ach, dit volk heeft ene grote zonde gedaan, en heeft zich gouden goden gemaakt.32 Nu, vergeef hun hunne zonde! Zo niet, delg mij dan uit uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt!33 Maar de Heer sprak tot Mozes: Ik zal dien uit mijn boek delgen, die tegen Mij gezondigd heeft.34 Zo ga nu heen en voer dit volk, waarheen Ik u gezegd heb. Zie, mijn Engel zal voor u uitgaan; maar Ik zal hunne zonde bezoeken, als mijn tijd van bezoeken komt.35 Alzo strafte de Heer het volk, omdat zij dat kalf gemaakt hadden, hetwelk Aron voor hen gemaakt had.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile