the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Efeziërs 4
1 Zo vermaan ik u nu, ik, de gevangene in den Heer, dat gij wandelt gelijk het der roeping betaamt, waarmede gij geroepen zijt,
2 met alle ootmoedigheid en zachtmoedigheid, en met lankmoedigheid, verdragende elkander in liefde;3 en zijt naarstig om te onderhouden de eenheid des Geestes door den band des vredes:4 n lichaam en n Geest, gelijk gij ook geroepen zijt tot ne hoop uwer roeping;5 n Heer, n geloof, n doop;6 n God en Vader van allen, die over allen en door allen en in u allen is.7 Maar aan elk onder ons is de genade gegeven naar de maat van Christus' gave.8 Daarom zegt Hij: "Hij is opgevaren in de hoogte, en heeft gevangenen buit gemaakt, en heeft den mensen gaven gegeven".9 Dit nu: Hij is opgevaren, wat is het anders dan dat hij te voren is nedergedaald in de onderste plaatsen der aarde?10 Die nedergedaald is, is dezelfde, die opgevaren is boven alle hemelen, opdat hij alles vervullen zou.11 En hij heeft sommigen tot apostelen gegeven, en sommigen tot profeten, sommigen tot evangelisten, sommigen tot herders en leeraars;12 opdat de heiligen bereid zouden worden tot het werk des ambts, waardoor Christus' lichaam opgebouwd wordt,13 totdat wij allen komen tot de eenheid des geloofs en der kennis van Gods Zoon, en een volwassen man worden, naar de maat van Christus' volkomen ouderdom14 opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, als golven bewogen en geslingerd door allerlei wind der leer, door bedriegerij der mensen en arglistigheid, waarmede zij heimelijk aankomen om te verleiden,15 maar, de waarheid betrachtende in liefde, wassen in alle delen aan hem, die het hoofd is, Christus,16 uit wien het gehele lichaam, samengevoegd en verbonden door alle gewrichten, die elkander handreiking doen naar het werk van elk lid in zijne mate, den wasdom des lichaams verkrijgt tot zijne opbouwing in de liefde.
17 Zo zeg ik nu dit en betuig het in den Heer: gij zult niet meer wandelen gelijk de andere heidenen wandelen, in de ijdelheid van hun gemoed,18 wier verstand verduisterd is, en die vervreemd zijn van het leven, dat uit God is, door de onwetendheid, die in hen is, door de verharding huns harten;19 die gevoelloos zijn, en zichzelven overgeven aan ontucht; die allerlei onreinheid bedrijven met gierigheid.20 Doch gij hebt Christus alzo niet geleerd,21 indien gij althans van hem gehoord hebt en in hem onderwezen zijt, gelijk de waarheid in Jezus is:22 zo legt nu af, wat betreft den vorigen wandel, den ouden mens, die zichzelven door lusten der dwaling verderft,23 en vernieuwt uzelven in den geest uws gemoeds,24 en doet den nieuwen mens aan, die naar God geschapen is, in ware gerechtigheid en heiligheid.25 Daarom legt de leugen af, en spreekt de waarheid, ieder met zijnen naaste; nademaal wij onder elkander leden zijn.26 Wordt toornig en zondigt niet; laat de zon over uwen toorn niet ondergaan,27 geeft ook geen ruimte aan den duivel.28 Wie gestolen heeft, die stele niet meer, maar arbeide, en werke met de handen wat goeds, opdat hij hebbe mede te delen aan den behoeftige.29 Laat geen vuile rede uit uwen mond gaan, maar hetgeen nuttig is tot stichting, waar het nodig is, opdat het aangenaam zij te horen.30 En bedroeft den Heiligen Geest Gods niet, met welken gij verzegeld zijt tot op den dag der verlossing.31 Alle bitterheid en gramschap en toorn en gekijf en lastering zij ver van u, benevens alle boosheid;32 maar zijt onder elkander vriendelijk, barmhartig, en vergeeft elkander, gelijk God ook u vergeven heeft in Christus.