the Fourth Week of Advent
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Kolossenzen 3
1 Zijt gij nu met Christus opgestaan, zo zoekt hetgeen boven is, waar Christus is, zittende ter rechterhand Gods;2 tracht naar hetgeen boven is, niet naar hetgeen op de aarde is.3 Want gij zijt gestorven, en uw leven is verborgen met Christus in God.4 Wanneer Christus, uw leven, zich openbaren zal, dan zult gij ook met hem geopenbaard worden in heerlijkheid.
5 Zo doodt nu uwe leden, die op de aarde zijn, hoererij, onreinheid, schandelijken lust, kwade begeerlijkheid en de gierigheid, welke is afgoderij,6 om welke Gods toorn komt over de kinderen des ongeloofs,7 onder welke ook gij eertijds gewandeld hebt, toen gij daarin leefdet.
8 Maar nu, legt ook gij dit alles af, toorn, gramschap, boosheid, lastering, schandelijke woorden uit uwen mond.9 Liegt niet tegen elkander, daar gij hebt uitgetrokken den ouden mens met zijne werken,10 en aangedaan hebt den nieuwen, die vernieuwd wordt tot de kennis, naar het evenbeeld desgenen die hem geschapen heeft.11 Hier is geen Griek, Jood, besnijdenis, onbesnedenheid, niet-Griek, Scyth, dienstknecht of vrije, maar Christus is alles en in allen.
12 Zo trekt nu aan, als uitverkorenen Gods, heiligen en beminden, hartelijke ontferming, vriendelijkheid, ootmoedigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid;13 en de een verdrage den ander, en vergeeft elkander, zo iemand ene klacht heeft tegen den ander; gelijk Christus u vergeven heeft, alzo ook gij.14 En boven dit alles, trekt aan de liefde, welke is de band der volkomenheid.15 En de vrede Gods regere in uwe harten, tot welken gij ook geroepen zijt in n lichaam; en weest dankbaar.16 Laat het woord van Christus rijkelijk onder u wonen in alle wijsheid; leert en vermaant elkander met psalmen en lofzangen en geestelijke liederen, en zingt den Heer liefelijk in uw hart.17 En al wat gij doet met woorden of met werken, doet dat alles in den naam van den Heere Jezus, en dankt God en den Vader door hem.
18 Gij vrouwen, zijt uw mannen onderdanig, gelijk het betaamt, in den Heer.19 Gij mannen, hebt uwe vrouwen lief, en zijt niet bitter tegen haar.20 Gij kinderen, zijt den ouders gehoorzaam in alle dingen, want dat is den Heer welbehagelijk.21 Gij vaders, verbittert uwe kinderen niet, opdat zij niet moedeloos worden.22 Gij dienstknechten, zijt in alle dingen gehoorzaam uwen lichamelijken heren, niet met dienst voor ogen als om mensen te behagen, maar in eenvoudigheid des harten, vrezende God.23 En alwat gij doet, doet dat van harte, als den Heer, en niet den mensen,24 daar gij weet, dat gij van den Heer de vergelding des erfdeels ontvangen zult; want gij dient den Heere Christus.25 Maar wie onrecht doet, die zal het onrecht dragen, dat hij gedaan heeft, en er geldt geen aanzien des persoons.