the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Amos 9
1 Ik zag den Heer op het altaar staan en Hij sprak: Sla op het bovenstuk, dat de posten beven en de stukken hun allen op het hoofd vallen, en Ik zal hunne nakomelingen met het zwaard doden; dat niemand ontvlieden noch ontkomen zal.2 Al begroeven zij zich in de onderwereld, zo zal nochtans mijne hand hen vandaar halen; en al voeren zij ten hemel, zo zal Ik hen toch ternederstoten;3 en al verborgen zij zich bovenop den berg Karmel, zo zal Ik hen nochtans aldaar zoeken en daar afhalen; en al verscholen zij zich voor mijne ogen op den bodem der zee, zo zal Ik toch de slangen bevelen, dat zij hen aldaar zullen bijten;4 en al gingen zij gevankelijk voor hunne vijanden uit, zo zal Ik echter aan het zwaard bevelen, dat het hen aldaar zal doden; want Ik zal mijne ogen over hen houden tot ongeluk, en niet ten goede.5 Want de Heere Heere Zebath is het, die de aarde aanroert en zij versmelt en al hare ingezetenen treuren; dat zij geheel verzwolgen zijn als door water en overstroomd worden als door de rivier van Egypte.6 Hij is het, die zijne opperzalen in den hemel bouwt en zijne gewelven op de aarde grondvest; Hij roept het water der zee en giet het op het aardrijk: zijn naam is Heer.7 Zijt gij, kinderen van Isral, Mij niet als de Moren? spreekt de Heer; heb Ik niet Isral uit Egypteland gevoerd en de Filistijnen uit Kaftor en de Syrirs uit Kir?8 Zie, de ogen des Heren Heren zien op dit zondig koninkrijk, opdat Ik het van den aardbodem geheel verdelge; hoewel Ik het huis van Jakob niet geheel verdelgen zal, spreekt de Heer.9 Want zie, Ik zal bevelen en het huis Israls doen ziften onder alle volken, gelijk men zift met ene zeef: en geen korrel zal op de aarde vallen.10 Alle zondaars onder mijn volk zullen door het zwaard sterven, die zeggen: Het ongeluk zal niet zo nabij zijn, noch ons ontmoeten.
11 In dien tijd zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten en hare reten dicht maken en wat afgebroken is weder oprichten en zal haar bouwen zoals zij eertijds geweest is,12 opdat zij de overgeblevenen van Edom bezitten en de overgeblevenen onder alle volken, die naar mijnen naam genoemd zijn, spreekt de Heer, die dit zal doen.13 Zie, de tijd komt, spreekt de Heer. dat men tegelijk ploegen en oogsten en tegelijk den wijn persen en zaaien zal, en de bergen zullen van zoeten wijn druipen en alle heuvelen zullen vruchtbaar zijn;14 want Ik zal de gevangenschap van mijn volk Isral wenden, dat zij de woeste steden zullen bouwen en bewonen, wijngaarden planten en wijn daarvan drinken, hoven aanleggen en vruchten daaruit eten;15 want Ik zal hen in hun land planten, dat zij niet meer uitgeroeid zullen worden uit hun land, hetwelk Ik hun gegeven heb, spreekt de Heer, uw God.