the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
2 Koningen 1
1 Ook vielen de Moabieten af van Isral, toen Achab dood was.2 En Ahazia viel door het traliewerk van zijne opperzaal te Samari, en werd krank; en hij zond boden, en zeide tot hen: Gaat heen, en vraagt Bal-Zebub, den god van Ekron, of ik van deze krankheid genezen zal.3 Maar de Engel des Heren sprak tot Ela den Tisbiet: Maak u op en ga de boden van den koning van Samari te gemoet, en spreek tot hen: Is er dan geen God in Isral, dat gij heengaat om Bal-Zebub, den god van Ekron, te vragen?4 Daarom, Z spreekt de Heer: Gij zult van het bed niet komen, waarop gij u gelegd hebt, maar zult den dood sterven. En Ela ging heen.5 En toen de boden weder tot hem kwamen, sprak hij tot hen: Hoe komt gij reeds weder?6 En zij zeiden tot hem: Een man kwam opwaarts ons te gemoet, en sprak tot ons: Keert weder tot den koning, die u gezonden heeft, en zegt tot hem: Dus spreekt de Heer: Is er dan geen God in Isral, dat gij heenzendt om Bal-Zebub, den god van Ekron, te vragen? Daarom zult gij van het bed niet komen, waarop gij u gelegd hebt, maar zult den dood sterven.7 Toen sprak hij tot hen: Hoe was de gestalte van dien man, die u ontmoette en dit tot u zeide?8 En zij zeiden tot hem: Hij had een harig kleed aan, en een lederen gordel om zijne lendenen. Toen zeide hij: Het is Ela, de Tisbiet.
9 En hij zond tot hem een hoofdman over vijftig met zijne vijftig. En toen hij tot hem opkwam, zie, toen zat hij bovenop den berg. En hij sprak tot hem: Gij man Gods, de koning zegt: Gij moet afkomen.10 Toen antwoordde Ela en sprak tot den hoofdman over vijftig: Ben ik een man Gods, zo valle vuur van den hemel en vertere u en uwe vijftig. Toen viel er vuur van den hemel en verteerde hem en zijne vijftig.11 En hij zond wederom een anderen hoofdman over vijftig tot hem met zijne vijftig. Deze antwoordde en sprak tot hem: Gij man Gods, dus spreekt de koning: Kom schielijk af.12 En Ela antwoordde en sprak: Ben ik een man Gods, zo valle vuur van den hemel en vertere u en uwe vijftig. En er viel vuur Gods van den hemel en verteerde hem en zijne vijftig.13 Toen zond hij wederom ten derden male een hoofdman over vijftig met zijne vijftig. Toen deze tot hem opkwam, boog hij zijne knien voor Ela, en smeekte hem en sprak tot hem: Gij man Gods, laat mijne ziel, en de zielen van uwe knechten, van deze vijftig, voor u iets gelden.14 Zie, vuur is van den hemel gevallen en heeft de eerste twee hoofdlieden over vijftig met hunne vijftig verteerd; maar nu, laat mijne ziel voor u iets gelden.15 Toen sprak de Engel des Heren tot Ela: Ga met hem af, en vrees niet voor hem. En hij stond op en ging met hem af tot den koning.16 En hij sprak tot hem: Dus spreekt de Heer: Omdat gij boden hebt heengezonden en Bal-Zebub, den god van Ekron, hebt laten vragen, alsof geen God in Isral ware, wiens woord men vragen kon, zo zult gij van het bed niet komen, waarop gij u gelegd hebt, maar zult den dood sterven.17 Alzo stierf hij naar het woord des Heren, hetwelk Ela gesproken had. En Joram werd koning in zijne plaats, in het tweede jaar van Joram, den zoon van Josafat, den koning van Juda; want hij had geen zoon.18 Wat er nu meer van Ahazia te zeggen is, wat hij gedaan heeft, zie, dat is geschreven in de kronieken der koningen van Isral.