the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
1 Thessalonicenzen 2
1 Want gijzelve weet ook, broeders, van onzen ingang tot u, dat hij niet vergeefs geweest is;2 maar hoewel wij te voren geleden hadden en mishandeld waren te Filippi, gelijk gij weet, zo waren wij evenwel vrijmoedig in onzen God, om het Evangelie Gods tot u te spreken onder veel strijd.3 Want onze vermaning is niet geweest uit dwaling, noch uit onreinheid, noch met list;4 maar gelijk wij door God beproefd zijn, dat ons het Evangelie te prediken toebetrouwd is, alzo spreken wij, niet om mensen te behagen, maar Gode, die onze harten beproeft.5 Want wij hebben, gelijk gij weet, nooit met vleiende woorden omgegaan, noch met een voorwendsel, waar achter zich hebzucht verborg; God is getuige!6 Wij hebben ook geen eer gezocht bij mensen, noch bij u, noch bij anderen; hoewel wij, als Christus' apostelen, ons konden doen gelden;
7 maar wij zijn vriendelijk geweest bij u. Gelijk ene voedster hare kinderen koestert,8 alzo hadden wij ene hartelijke genegenheid tot u, en waren gewillig u niet alleen het Evangelie Gods mede te delen, maar ook ons eigen leven, omdat wij u hebben lief gekregen.9 Gij zijt wel indachtig, broeders, onzen arbeid en onze moeite; want dag en nacht arbeidden wij, opdat wij niemand onder u zouden bezwaren, en predikten onder u het Evangelie Gods.10 Daarvan zijt gij getuigen en God, hoe heilig en rechtvaardig en onberispelijk wij bij u, die gelooft, geweest zijn;11 gelijk gij weet, dat wij, als een vader zijne kinderen, elk van u vermaand en getroost hebben,12 en betuigd, dat gij waardiglijk zoudt wandelen voor God, die u roept tot zijn rijk en tot zijne heerlijkheid.
13 Daarom danken wij ook God zonder ophouden, dat, toen gij van ons het woord der Goddelijke prediking ontvingt, gij dat aannaamt, niet als een woord van mensen, maar--gelijk het in waarheid is--als een woord van God, hetwelk ook werkt in u, die gelooft.14 Want gij, broeders, zijt na volgers geworden der gemeenten Gods in Juda, in Christus Jezus; dewijl ook gij hetzelfde geleden hebt van uwe eigene medeburgers, als zij van de Joden;15 die ook den Heere Jezus en hunne eigen profeten gedood hebben, en ons hebben vervolgd, en God niet behagen, en allen mensen tegen zijn,16 daar zij ons verhinderen te prediken den heidenen, opdat zij zalig mochten worden; zodat zij hunne zonden altijd meer vol maken; maar nu is de toorn eindelijk over hen gekomen.
17 Maar wij, broeders, nadat wij van u enigen tijd beroofd zijn geweest naar het aangezicht, niet naar het hart, zo hebben wij ons des te meer gehaast om uw aangezicht te zien, met groot verlangen.18 Daarom hebben wij tot u willen komen--ik, Paulus, althans een maal en andermaal--maar de Satan heeft ons verhinderd.19 Want wie is onze hoop of vreugd of kroon des roems? Zijt ook gij het niet voor onzen Heere Jezus Christus n zijne toekomst?20 Ja, gij zijt onze eer en vreugde.