the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Hooglied 7
1 Hoe schoon zijn uw passen in de schoenen, vorstendochter! De welvingen uwer heupen zijn als halsketenen, werk van kunstenaarshanden;2 uw schoot is een welgerond bekken, waaraan de wijn niet ontbreekt; uw buik een hoop tarwe, van lelien omringd;3 uw beide borsten zijn als twee reeen, tweelingen ener gazelle;4 uw hals is als de toren van elpenbeen, uw ogen zijn als vijvers in Hesbon, bij de poort Bath-rabbim; uw neus is als de toren van den Libanon die naar Damaskus uitziet;5 het hoofd op uw schouders is als de Karmel, en wat van uw hoofd afhangt is als purper; een koning is gevangen in die lokken.6 Hoe schoon zijt gij, hoe aanminnig, gij geliefde, die wellust wekt!7 Uw slank lijf daar gelijkt den palmboom, uw borsten zijn als druiventrossen.8 Ik dacht: Ik wil den palmboom beklimmen, zijn twijgen aangrijpen; uw borsten zullen zijn als trossen van den wingerd. De adem van uw neus is als appelengeur,9 uw gehemelte is als de beste wijn--die naar behoren voor mijn beminde vloeit, besproeiend lippen en tanden.
10 Ik behoor aan mijn beminde, en naar mij gaat zijn begeerte uit.11 Kom, mijn beminde, laat ons uitgaan, het veld in; wij willen overnachten in de dorpen;12 morgen vroeg gaan wij de wijngaarden in om te zien of de wijnstok is uitgelopen, of de druivenbloesems zijn uitgekomen, of de granaten in bloei staan. Daar wil ik u mijn liefkozingen geven.13 De liefdeappelen geuren, boven onze deur is allerlei fijn ooft, jonge en oude vruchten; mijn beminde, ik heb ze bewaard voor u.