Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Openbaring 7

1 Daarna zag ik aan de vier hoeken der aarde vier engelen staan, die de vier winden der aarde vasthielden, zodat noch op land, noch op zee, noch tegen enigen boom een wind waaien zou.2 En ik zag een anderen engel van het Oosten opkomen, met het zegel van den levenden God; hij riep met luide stem tot de vier engelen wien het gegeven was land en zee te beschadigen:3 Beschadigt noch land, noch zee, noch boom, voordat wij op het voorhoofd der dienstknechten van onzen God het zegel gedrukt hebben.4 Toen vernam ik het aantal der verzegelden: honderd vier en veertig duizend, verzegeld uit alle stammen der zonen Israels:5 uit den stam Juda twaalfduizend, uit den stam Ruben twaalfduizend, uit den stam Gad twaalfduizend,6 uit den stam Azer twaalfduizend, uit den stam Naftali twaalfduizend, uit den stam Manasse twaalfduizend,7 uit den stam Simeon twaalfduizend, uit den stam Levi twaalfduizend, uit den stam Issachar twaalfduizend,8 uit den stam Zebulon twaalfduizend, uit den stam Jozef twaalfduizend, uit den stam Benjamin twaalfduizend verzegelden.9 Daarna zag ik toe, en zie, een schare zo talrijk dat niemand ze tellen kon, uit alle volken, stammen, natien en talen, stond voor den troon Gods en voor het Lam, bekleed met witte gewaden, palmtakken in de handen.10 Zij riepen met luide stem: Heil onzen God, die op den troon zit, en het Lam.11 En al de engelen waren gaan staan rondom den troon, de oudsten en de vier dieren en vielen op hun aangezichten voor den troon en aanbaden God,12 zeggend: Amen. Lof, heerlijkheid, wijsheid, dank, eer, kracht en sterkte komen onzen God toe tot in alle eeuwigheid. Amen.

13 En een der oudsten nam het woord en zeide tot mij: Die met witte gewaden bekleden, wie zijn dat en van waar zijn zij gekomen?14 Ik zeide tot hem: Mijn heer, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dat zijn degenen die komen uit de grote verdrukking; zij hebben hun gewaden gewassen en ze wit gemaakt met het bloed des Lams.15 Daarom zijn zij voor Gods troon en dienen Hem dag en nacht in zijn tempel, en Hij die op den troon zit zal een tent over hen spannen.16 Zij zullen nimmermeer honger of dorst lijden, zon noch enige hitte zal op hen vallen;17 want het Lam, dat midden in den troon staat, zal hen weiden en voeren naar de bronnen van de wateren des levens. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile