the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Openbaring 5
1 Ik zag in de rechterhand van Hem die op den troon zat een boek, van binnen en van buiten beschreven, met zeven zegels verzegeld.2 En ik zag een geweldigen engel, die met luide stem riep: Wie is waard het boek te openen en de zeven zegels daarvan te verbreken?3 En niemand in den hemel of op de aarde of onder de aarde kon het boek openen of er in zien.4 Ik weende dan zeer omdat niemand waardig bevonden werd het boek te openen en er in te zien.5 En een der oudsten zeide tot mij: Ween niet; zie, de leeuw uit den stam Juda, de wortel van David, heeft overwonnen, zodat hij het boek en de; zeven zegelen er van kan openen.
6 Toen zag ik in het midden van den troon en de vier dieren, midden onder de oudsten, een lam staan alsof het geslacht was, met zeven horens en zeven ogen dat zijn de zeven geesten van God, die tot de gehele wereld gezonden zijn.7 Het kwam en nam het boek uit de rechterhand van Hem die op den troon zat.8 En toen het het boek genomen had, vielen de vier dieren en de vier en twintig oudsten voor het Lam neer, elk met een citer en gouden schalen vol wierook dat zijn de gebeden der heiligen9 en zongen dit nieuwe lied: Waardig zijt gij het boek te nemen en zijn zeven zegelen te verbreken; want gij zijt geslacht en hebt met uw bloed voor God mensen gekocht uit alle stammen, talen, volken en natien,10 en hebt hen ter ere van onzen God koningen en priesters gemaakt, en zij zullen op aarde heersen.11 Ik zag toe en hoorde vele engelen rondom den troon, de dieren en de oudsten hun aantal was tienduizend tienduizenden en duizend duizenden12 met luide stem zeggen: Het Lam dat geslacht is is waard te ontvangen kracht, rijkdom, wijsheid, macht, eer, heerlijkheid en lof.13 En ik hoorde elk schepsel in den hemel, op de aarde en op de zee, en alwat daarin was, zeggen: Aan Hem die op den troon zit en aan het Lam zij lof en eer en heerlijkheid en kracht tot in alle eeuwigheid.14 De vier dieren zeiden: Amen. En de oudsten vielen aanbiddend neer.