Read the Bible

¹ Een kunstig lied van Azaf. Waarom, o God, hebt gij voorgoed verstoten, rookt uw toorn tegen de kudde die gij weidt?² Denk aan uw gemeente, die gij oudtijds verworven hebt, die gij hebt losgekocht om erfelijk uw stam te zijn, aan den berg Sion, dien gij tot woonplaats genomen hebt.³ Hef uw treden op naar de voorgoed in puin liggende plaats; alles heeft de vijand in het heiligdom vernield.⁴ Uw tegenstanders brulden midden in uw plaats der samenkomst; zij hebben de tekenen van uw heilige plaats verwoest,⁵ zoals iemand van boven met een bijl in het kreupelhout slaat;⁶ de graveersels altegader hakten zij uit, met hamer en houweel beukten zij ze;⁷ zij staken uw heiligdom in brand, slechtten en ontwijdden de woning van uw naam.⁸ Zij zeiden bij zichzelf: Laat ons hen altegader uitroeien! zij hebben alle godshuizen in het land verbrand;⁹ onze tekenen zien wij niet meer. Er is geen profeet meer, noch iemand bij ons die weet tot hoelang.¹⁰ Hoelang, o God, zal de tegenstander hoonen, de vijand uw naam voorgoed beschimpen?¹¹ Waarom zoudt gij uw hand terugtrekken, en uw rechterhand in uw boezem houden?

¹² En God is mijn koning van oudsher, die heilsdaden verrichtte midden op aarde.¹³ Gij hebt door uw kracht de zee gekliefd, de koppen der Draken op het water verpletterd;¹⁴ gij hebt de koppen van het Gedrocht verbrijzeld, het ter spijze gegeven aan het ras der woestijndieren;¹⁵ gij hebt door splijting bron en beek geschapen, gij altijdvlietende stromen drooggelegd;¹⁶ u is de dag, u ook de nacht; gij hebt hemellichten en zon op hun plaats gesteld;¹⁷ gij al de grenzen der aarde bepaald, zomer en winter, gij hebt ze gemaakt.

¹⁸ Denk hieraan, Heer: De vijand schimpt, en een dwaas volk smaadt uw naam.¹⁹ Geef toch het leven uwer tortelduif niet aan het gedierte over, vergeet niet voor altijd het leven uwer ellendigen.²⁰ Zie neder op uw verbond; want de duistere plaatsen des lands zijn met geweld vervuld.²¹ Laat de vertrapte niet beschaamd terugkeren, moge de ellendige en arme uw naam prijzen.²² Sta op, o God, kom op voor uw zaak, denk aan den hoon u bestendig door een dwaas aangedaan;²³ vergeet niet het geraas van uw tegenpartijders, het getier uwer wederstanders, dat voortdurend opstijgt.