the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Psalmen 38
1 Een psalm van David. Bij het brengen van de aandenkingsgave. (38-2) Heer, kastijd mij niet in uw gramschap, tuchtig mij niet in uw verbolgenheid.2 (38-3) Want uw pijlen zijn in mij gedrongen, uw hand is op mij neergedaald.3 (38-4) Geen gave plek is aan mijn vlees vanwege uw grimmigheid, geen rust in mijn gebeente vanwege mijn zonde.4 (38-5) Want mijn overtredingen zijn mij over het hoofd gewassen, zij bezwaren mij als een te drukkende last.5 (38-6) Mijn wonden rieken en dragen, vanwege mijn verdwaasdheid;6 (38-7) ik ben gekromd en diep neergebogen, den gansen dag ga ik in het zwart;7 (38-8) want mijn lenden zijn vol ontsteking, er is geen gave plek aan mijn vlees.8 (38-9) Ik ben stijf geworden, hard geslagen, ik brul het uit, harder dan een leeuwin brult.9 (38-10) Heer, alwat ik verlang is u bekend, mijn zuchten is voor u niet verborgen.10 (38-11) Mijn hart bonst, mijn kracht is mij ontzonken, zelfs begeeft mij het licht mijner ogen.11 (38-12) Mijn vrienden en gezellen houden zich op een afstand van mijn plaag, mijn naastbestaanden blijven van verre staan.
12 (38-13) Zij die mijn leven bedreigen spannen strikken wie mijn ongeluk zoeken zeggen onheilspellende woorden, en hebben den gansen dag leugens in den mond.13 (38-14) Maar ik ben als een dove, ik hoor niet, als een stomme, die den mond niet opendoet.14 (38-15) Ik ben als iemand die niets hoort, die geen verwijt op de lippen neemt.15 (38-16) Want u, Heer, verbeid ik; gij zult antwoorden, Heer, mijn God.16 (38-17) Ik denk toch: Als zij zich maar niet over mij verblijden, geen hogen toon tegen mij voeren bij het wankelen van mijn voet!17 (38-18) Want ik ben op het punt te vallen, mijn lijden is mij geen ogenblik uit de gedachte;18 (38-19) mijn schuld toch moet ik belijden, ik moet bekommerd zijn over mijn zonde.19 (38-20) En zij die mij onverdiend vijandig zijn zijn sterk, talrijk zijn zij die mij zonder reden haten,20 (38-21) en die kwaad vergelden voor goed, mij bestrijden tot loon daarvoor dat ik het goede zocht.21 (38-22) Verlaat mij niet, Heer, mijn God, blijf niet verre van mij;22 (38-23) spoed u mij ter hulpe, Heer, gij, mijn heil.