the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Micha 5
1 (4-14) Thans moogt gij u kerven, gij kerfster! een belegeringswal wordt tegen ons opgeworpen; met de roede slaat men op de kaak den bestierder Israels.2 (5-1) En gij, huis Efrath, al zijt gij het kleinste onder Juda's geslachten, uit u zal mij voortkomen een die bestemd is ten heerscher in Israel, en wiens herkomst is van den voortijd, van overoude dagen.3 (5-2) Dies geeft hij hen prijs, totdat een vrouw gebaard heeft en de rest zijner broeders tot Israels zonen is teruggekeerd;4 (5-3) dan treedt hij op en weidt hen in de kracht des Heeren, in den majesteitsvollen naam van den Heer, zijn god, terwijl zij veilig wonen; omdat hij dan groot zal zijn tot de uiteinden der aarde;5 (5-4) en hij zal vrede wezen. Wanneer Assur in ons land komt en onzen grond betreedt, zullen wij zeven herders tegenover hem stellen, en acht machthebbers onder de mensen.6 (5-5) Die zullen Assurs land met het zwaard afweiden, Nimrods land met dolken, en verlossing geven van Assur, wanneer hij in ons land komt en ons gebied betreedt.
7 (5-6) Dan zal Jakobs overschot onder de natien, te midden van vele volken, als de dauw zijn die van den Heer komt, als een regenvlaag op het kruid, dat op den mens niet wacht, noch hulp van mensenkinderen verbeidt.8 (5-7) Dan zal Jakobs overschot onder de natien, te midden van vele volken, als een leeuw zijn onder de wouddieren, als een jonge leeuw onder de schaapskudden: overvalt hij hen, dan vertreedt hij, en verscheurt, zonderdat iemand redding brengt.9 (5-8) Uw arm zal opgeheven zijn tegen uw vijanden, en al uw tegenstanders zullen uitgeroeid worden.10 (5-9) Te dien dage, spreekt de Heer, zal ik uw paarden uit uw midden uitroeien, en uw wagens vernielen;11 (5-10) uitroeien de steden van uw land, tenonderstboven halen al uw vestingen;12 (5-11) uitroeien de wichelarijen uit uw hand, zodat gij geen tovenaars meer hebt;13 (5-12) uitroeien uit uw midden uw beelden en wij-steenen, zodat gij u niet meer neerwerpt voor het werk uwer handen;14 (5-13) omverwerpen uw gewijde boomstammen uit uw midden, verdelgen uw steden;15 (5-14) en in toorn en gramschap zal ik wraak oefenen aan de natien, die niet geluisterd hebben.