the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Mattheüs 10
1 Hij riep dan zijn twaalf leerlingen tot zich en gaf hun de macht over onreine geesten, zodat zij ze konden uitwerpen en om allerlei ziekten en kwalen te genezen.2 De namen nu der twaalf apostelen zijn: vooreerst Simon, ook Petrus genaamd, en zijn broeder Andreas, Jacobus de zoon van Zebedeus en zijn broeder Johannes,3 Filippus en Bartholomeus, Thomas en Mattheus, de tollenaar, Jacobus de zoon van Alfeus, Thaddeus,4 Simon de Kananeer en Judas van Iskariot, die hem ook overgeleverd heeft.
5 Deze twaalf zond Jezus uit met den volgenden last: Gaat niet naar heidenen en treedt geen stad der Samaritanen binnen,6 maar gaat veeleer naar de verdwaalde schapen van het huis Israel.7 Gaat en verkondigt dat het Koninkrijk der hemelen nabij is.8 Geneest zieken, wekt doden op, reinigt "melaatsen, werpt duivelen uit. Om niet hebt gij het ontvangen, om niet moet gij het geven.9 Neemt goud, zilver noch koper in uw gordel mee,10 noch een reiszak, noch twee stuks onderkleren, geen schoenen of staf; want de arbeider heeft recht op zijn onderhoud.11 Komt gij in een stad of dorp, onderzoekt, wie daarin waard is u te ontvangen, en blijft bij hem totdat gij vertrekt.12 Bij het binnentreden van dat huis moet gij het groeten;13 is het achtenswaard, dan kome uw vredegroet op dat huis; zo niet, dan kere uw groet tot u terug.14 Waar gij niet ontvangen wordt en men niet naar uw woorden luistert, gaat dan heen en schudt, buiten dat huis of die stad gekomen, het stof van uw voeten af.15 Voorwaar, zeg ik u, het zal op den Oordeelsdag voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn dan voor die stad.
16 Zie, ik zend u als schapen onder wolven; weest dan omzichtig als de slangen en argeloos als de duiven.17 Wacht u voor de mensen; want zij zullen u overleveren aan de gerechtshoven en geeselen in hun synagogen;18 voor stadhouders en koningen zult gij gevoerd worden om mijnentwil om voor hen en de heidenen getuigenis af te leggen.19 Wanneer men u overlevert, weest er dan niet bezorgd over, hoe of wat gij spreken zult; want te dier ure zal u ingegeven worden wat gij moet zeggen;20 immers, gij zijt het niet die spreekt, maar het is de Geest mijns Vaders die door u spreekt.21 De ene broeder zal den anderen ten dode overleveren, een vader zijn kind, en kinderen zullen tegen hun ouders opstaan en hen doden.22 En gij zult door allen gehaat worden omdat gij mijn naam draagt; maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden.23 Wanneer men u dan vervolgt in de ene stad, vlucht naar een andere; want voorwaar, zeg ik u, gij zult de steden van Israel niet ten einde zijn of de Mensenzoon is gekomen.24 Een leerling is niet meer dan zijn leermeester, een slaaf niet meer dan zijn heer;25 voor een leerling is het genoeg dat het hem gaat als zijn leermeester, en voor een slaaf als zijn heer. Noemden zij den heer des huizes Beelzebul, hoeveel te meer zijn huisgenoten!26 Vreest hen dan niet; want er is niets bedekt dat niet ontdekt zal worden, niets verborgen dat niet zal worden geweten.27 Wat ik u in de duisternis zeg, spreekt dat uit in het licht; wat u in het oor toegefluisterd wordt, verkondigt dat op de daken.28 Vreest niet voor hen die het lichaam doden maar de ziel niet kunnen doden; vreest veeleer Hem die ziel en lichaam kan verderven in de hel.29 Worden niet twee muschjes voor een penning verkocht? En niet een van deze zal ter aarde vallen buiten uw Vader om.30 En van u zijn zelfs alle hoofdharen geteld.31 Vreest dan niet; gij zijt meer waard dan een groot aantal muschjes.32 Alwie dan mij belijdt voor de mensen, dien zal ik ook belijden voor mijn Vader in de hemelen;33 maar alwie mij verloochent voor de mensen, dien zal ik ook verloochenen voor mijn Vader in de hemelen.34 Meent niet dat ik gekomen ben om vrede op de aarde te brengen; ik ben gekomen niet om vrede te brengen maar het zwaard.35 Want ik ben gekomen om verdeeldheid te stichten tussen mens en zijn Vader, een dochter en haar moeder, een schoondochter en haar schoonmoeder,36 en 's mensen huisgenoten zullen zijn vijanden zijn.37 Wie vader of moeder meer liefheeft dan mij is mijns niet waardig, en wie zoon of dochter meer liefheeft dan mij is mijns niet waardig;38 wie niet zijn kruis opneemt en mij volgt is mijns niet waardig,39 Wie zijn leven gevonden heeft zal het verliezen, wie het verloren heeft om mijnentwil zal het vinden.40 Wie u ontvangt ontvangt mij, en wie mij ontvangt ontvangt mijn Zender.41 Wie een profeet ontvangt omdat hij profeet is zal het loon van een profeet ontvangen, en wie een rechtschapene ontvangt omdat hij rechtschapen is zal het loon van een rechtschapene ontvangen.42 En wie een dezer kleinen iets, al is het slechts een beker koud water, geeft omdat hij mijn leerling is, voorwaar, zeg ik u, hem zal zijn loon niet ontgaan.