the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Markus 3
1 Op een anderen tijd kwam hij in een synagoge; daar was een mens met een verschrompelde hand.2 Men lette op hem, of hij hem op sabbat zou genezen, met het plan hem dan aan te klagen.3 En hij zeide tot den mens met de verschrompelde hand: Kom hier in het midden staan.4 Toen zeide hij tot hen: Is het geoorloofd op sabbat goed te doen of kwaad, een leven te redden of te doden? Zij zwegen.5 En hij, bedroefd over de verharding van hun hart, liet met toorn zijn blikken over hen rondgaan en zeide tot dien mens: Strek uw hand uit. Hij strekte ze uit, en zijn hand was genezen.6 Aanstonds gingen de Farizeen met de Herodianen samenspannen om hem ten val te brengen.7 Toen Jezus zich nu met zijn leerlingen naar het meer terugtrok, volgde hem een grote menigte uit Galilea; en ook uit Judea,8 Jeruzalem, Idumea, het Overjordaansche en den omtrek van Tyrus en Sidon stroomde men toe op het gerucht van alwat hij deed.9 Toen beval hij zijn leerlingen te zorgen dat een scheepje altijd bij de hand zou zijn; opdat de schare hem niet te zeer in gedrang brengen zou.10 Want hij genas velen; zodat allen die kwalen hadden zich op hem wierpen om hem aan te raken.11 Ook wierpen de onreine geesten, zodra zij hem zagen, zich voor hem neer en schreeuwden: Gij zijt de Zoon Gods!12 Maar hij verbood hun streng bekend te maken wie hij was.
13 Toen beklom hij den berg en riep tot zich wie hij verkoos, en zij kwamen bij hem.14 Nu stelde hij twaalf aan om hem te vergezellen, door hem uitgezonden te worden om te prediken15 en macht te bezitten tot het uitwerpen van duivelen.16 Hij stelde dan de Twaalve aan en gaf Simon den bijnaam Petrus;17 voorts Jacobus den zoon van Zebedeus en Johannes den broeder van Jacobus, aan wie hij den bijnaam Boanerges, dat is: zonen des donders,18 gaf, Andreas, Filippus, Bartholomeus, Mattheus, Thomas, Jacobus den zoon van Alfeus, Thaddeus, Simon den Kananeer,19 en Judas Iskariot, die hem overgeleverd heeft.20 Toen hij in huis ging, liep weer een zo grote menigte samen dat zij zelfs niet konden eten.21 En toen de zijnen het hoorden, gingen zij heen om hem vast te houden; want zij zeiden: Hij is waanzinnig.
22 Maar de schriftgeleerden die van Jeruzalem waren gekomen zeiden: Hij heeft Beelzebul in zich en werpt door den overste der duivelen duivelen uit.23 Hij riep hen tot zich en zeide hun bij wijze van een gelijkenis: Hoe kan Satan Satan uitwerpen?24 Indien toch een koninkrijk in strijd is met zichzelf, dan kan dat koninkrijk niet instandblijven.25 En indien een huis met zichzelf in strijd is, dan kan dat huis niet instandblijven.26 En staat de Satan tegen zichzelf op en is hij in tweespalt, dan kan hij niet blijven bestaan, maar neemt een einde.27 Maar niemand kan in het huis van een sterken man binnenkomen en zijn huisraad roven, tenzij hij eerst den sterke bindt. Dan eerst kan hij diens huis plunderen.28 Voorwaar, ik zeg u, alles zal den mensenkinderen vergeven worden, elke zonde en welke godslastering zij ook uitspreken;29 maar als iemand den Heiligen Geest lastert, die verkrijgt in der eeuwigheid geen vergiffenis, maar staat schuldig aan een eeuwige zonde.30 Want zij zeiden: Hij heeft een onreinen geest.
31 Zijn moeder en broeders kwamen en zonden, terwijl zij bleven buitenstaan, iemand tot hem om hem te roepen.32 Er zat toen een grote schare rondom hem, en men zeide tot hem: Daar staan uw moeder, broeders en zusters buiten; zij zoeken u.33 Maar hij gaf hun ten antwoord: Wie is mijn moeder? wie zijn mijn broeders?34 En hij liet over hen die rondom hem zaten de ogen gaan en zeide: Ziehier mijn moeder en broeders.35 Wie den wil Gods doet, die is mijn broeder, zuster, moeder.