the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Lukas 13
1 Bij die gelegenheid waren enigen tegenwoordig die hem verhaalden van de Galileers wier bloed Pilatus met dat hunner offerdieren vermengd had.2 Jezus gaf daarop ten antwoord: Meent gij dat die Galileers groter zondaren waren dan alle andere Galileers, omdat hun dit overkomen is? Ik zeg u: Neen.3 Maar indien gij u niet bekeert, zult gij allen desgelijks omkomen.4 Of meent gij dat de achttien die door het instorten van den toren in den Siloam gedood zijn schuldiger waren dan de overige bewoners van Jeruzalem?5 Ik zeg u: Neen. Maar indien gij u niet bekeert, zult gij allen insgelijks omkomen.
6 Hij gaf hun de volgende gelijkenis: Iemand had een vijgeboom, die in zijn wijngaard geplant was. Toen hij daaraan vrucht kwam zoeken, vond hij er geen.7 Hij zeide dan tot den wijngaardenier: Zie, ik kom nu drie jaren aan dezen vijgeboom vruchten zoeken en vind er geen. Houw hem om. Waartoe beslaat hij den grond zonder nut?8 Maar hij antwoordde: Heer, laat hem nog dit jaar staan; dan zal ik den grond er omheen omspitten en bemesten;9 misschien draagt hij in het volgend jaar vrucht. Zo niet, houw hem dan om.
10 Eens leerde hij op een sabbat in een der synagogen,11 toen zich daar een vrouw bevond die achttien jaar lang door een ziektegeest bezeten was; zij was verkromd en kon zich in het geheel niet meer oprichten.12 Toen Jezus haar zag, riep hij haar, zeide tot haar: Vrouw, gij zijt verlost van uw krankheid13 en legde haar de handen op. En dadelijk stond zij rechtop en loofde God.14 Doch het hoofd der synagoge, die het kwalijk nam dat Jezus op sabbat iemand genas, zeide tot de schare: Er zijn zes dagen om op te werken; komt dan daarop om u te laten genezen; maar niet op den sabbatdag.15 Maar de Heer antwoordde hem: Huichelaars, maakt niet ieder van u op sabbat zijn rund of ezel los van de kribbe om ze weg te leiden en te laten drinken?16 Moest dan deze vrouw, een dochter van Abraham, die door den Satan nu reeds achttien jaren gebonden was, niet van dien band op een sabbatdag losgemaakt worden?17 Toen hij dit zeide, schaamden zich al zijn tegenstanders, maar de gehele schare verheugde zich over al de heerlijke dingen die hij deed.
18 Derhalve zeide hij: Waaraan is het Godsrijk gelijk en waarmee zal ik het vergelijken?19 Het is gelijk aan een mosterdzaadje, dat iemand nam en in zijn tuin zaaide; het groeide op en werd een boom, in welks takken de vogelen des hemels nestelden.20 En wederom zeide hij: Waarmee zal ik het Godsrijk vergelijken?21 Het is gelijk aan zuurdeeg, dat een vrouw nam en in drie schepels meel mengde, totdat dit geheel gegist was.22 Hij trok dan voort, predikend van stad tot stad, van dorp tot dorp, steeds in de richting van Jeruzalem.
23 En iemand zeide tot hem: Heer, zijn zij die gered worden weinigen in getal? Hij zeide tot hen:24 Strijdt om in te gaan door de enge deur; want velen, zeg ik u, zullen trachten binnen te komen en zullen het niet vermogen.25 Nadat de heer van het huis is opgestaan en de deur heeft gesloten en gij buiten staat en aan de deur klopt, roepend: Heer, doe ons open--dan zal hij u antwoorden: Ik weet niet, waar gij vandaan komt.26 Dan zult gij beginnen te zeggen: Wij hebben in uw bijzijn gegeten en gedronken, en gij hebt onderwijs gegeven op onze straten.27 Maar hij zal u zeggen: Ik weet niet, waar gij vandaan komt. Blijft van mij weg, gij allen die ongerechtigheid bedrijft.28 Daar zal geween en tandengeknars zijn, als gij ziet dat Abraham, Izaak, Jakob en al de profeten in het Rijk Gods zijn, en gij uitgeworpen zijt.29 Ook zullen er van Oost en West, van Noord en Zuid komen en in het Koninkrijk Gods aanliggen.30 En zie, er zijn laatsten die eersten, en er zijn eersten die laatsten zullen zijn.
31 Terzelfder tijd kwamen enige Farizeen tot hem en zeiden: Ga weg en vertrek van hier; want Herodes wil u doden.32 En hij zeide tot hen: Gaat aan dien vos zeggen: Zie, ik werp duivelen uit en verricht genezingen heden en morgen, en overmorgen kom ik aan het einde.33 Maar heden, morgen en overmorgen moet ik reizen; want het gaat niet aan dat een profeet buiten Jeruzalem omkomt.34 Jeruzalem, Jeruzalem, gij die de profeten doodt en stenigt wie tot u gezonden zijn, hoe vaak heb ik uw kinderen willen vergaderen, zoals een vogel haar jongen onder de vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild.35 Zie, uw huis zal u in puin blijven liggen. Ik zeg u, gij zult mij niet zien voordat gij zegt: Gezegend hij die komt met den naam des Heeren!