the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Johannes 8
1 en Jezus ging naar den Olijfberg.2 Den volgenden morgen kwam hij weer in den tempel, waar het gehele volk tot hem kwam en hij zich neerzette en hen leerde.3 Toen brachten de schriftgeleerden en Farizeen een vrouw die op overspel betrapt was tot hem; haar plaatsten zij in den kring,4 en zeiden tot hem: Meester, die vrouw is op heterdaad betrapt terwijl zij overspel bedreef.5 Nu heeft Mozes ons in de wet voorgeschreven zulke vrouwen te stenigen; wat zegt gij?6 Dit zeiden zij om hem op de proef te stellen om een aanklacht tegen hem te hebben. En Jezus bukte en schreef met den vinger op den grond.7 Toen zij aanhielden met hun vraag, richtte hij zich op en zeide tot hen: Wie van u zonder zonde is werpe het eerst een steen op haar.8 En weer bukte hij en schreef op den grond.9 Op het horen hiervan gingen zij heen, een voor een, van de oudsten af, en hij bleef alleen over, met de vrouw die voor hem stond.10 Nu richtte Jezus zich op en zeide tot haar: Vrouw, waar zijn ze? Heeft niemand u veroordeeld?11 Zij zeide: Neen, Heer. Toen zeide Jezus: Ook ik veroordeel u niet. Ga heen, zondig voortaan niet meer.
12 Wederom richtte Jezus het woord tot hen en zeide: Ik ben het licht der wereld; wie mij volgt zal zeker niet in de duisternis verkeren, maar het licht des levens hebben.13 Toen zeiden de Farizeen: Gij getuigt over uzelf; uw getuigenis is niet betrouwbaar.14 Jezus antwoordde hun: Al getuig ik over mijzelf, mijn getuigenis is toch betrouwbaar; want ik weet van waar ik gekomen ben en waar ik heen ga; maar gij weet niet van waar ik gekomen ben en waar ik heenga.15 Gij oordeelt naar het vlees, ik oordeel niemand.16 En indien ik oordeel, is mijn oordeel het ware; want ik sta niet alleen; maar met mij is mijn Zender.17 Ook in uw wet is geschreven: De getuigenis van twee mensen is geldig.18 Ik ben het die over mijzelf getuig, en de Vader, die mij gezonden heeft, getuigt over mij.19 Zij zeiden tot hem: Waar is uw vader? Jezus antwoordde: Gij kent noch mij, noch mijn Vader; indien gij mij kendet, zoudt gij ook mijn Vader kennen.20 Dit sprak hij toen hij bij de schatkamer in den tempel leerde, en niemand legde de hand op hem; want zijn ure was nog niet gekomen.
21 Opnieuw sprak hij tot hen: Ik ga heen, en gij zult mij zoeken, en in uw zonde zult gij sterven. Waarheen ik ga, daar kunt gij niet komen.22 De Joden zeiden dan: Hij zal toch zichzelf niet doden, dat hij zegt: Waarheen ik ga, daar kunt gij niet komen?23 En hij zeide tot hen: Gij zijt van hier beneden, ik ben van daar boven; gij zijt uit deze wereld, ik ben niet uit deze wereld.24 Daarom zeide ik u dat gij in uw zonden zult sterven; want indien gij niet gelooft dat ik het ben, zult gij in uw zonden sterven.25 Zij zeiden tot hem: Gij? Wie zijt gij? Jezus zeide tot hen: Wat spreek ik eigenlijk nog met u?26 Ik heb veel over u te zeggen en te oordelen; maar mijn Zender is waarachtig, en ik, wat ik van Hem hoor, dat zeg ik der wereld aan.27 Zij begrepen niet dat hij hun van den Vader sprak.28 Toen zeide Jezus: Wanneer gij den Mensenzoon verhoogd zult hebben, dan zult gij inzien dat ik het ben en dat ik uit mijzelf niets doe, maar spreek zoals de Vader mij geleerd heeft.29 En mijn Zender is met mij. Hij heeft mij niet alleen gelaten; want ik doe altijd wat Hem behaagt.30 Toen hij zo sprak, geloofden velen in hem.
31 En Jezus zeide tot de Joden die geloof in hem opgevat hadden: Indien gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk mijn leerlingen,32 zult gij in de waarheid inzicht hebben, en de waarheid zal u vrijmaken.33 Zij antwoordden hem: Wij zijn Abrahams nakroost en hebben nooit iemand gediend; hoe zegt gij dan dat wij vrij zullen worden?34 Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, alwie de zonde doet is een slaaf der zonde.35 De slaaf nu blijft niet eeuwig in het huis, maar de zoon blijft er eeuwig.36 Indien dan de Zoon u zal vrijmaken, zult gij waarlijk vrij zijn.37 Ik weet wel dat gij Abrahams nakroost zijt; maar gij zoekt mij te doden, omdat mijn woord onder u geen ingang heeft gevonden.
38 Wat ik bij mijn Vader gezien heb deel ik mee, en gij doet wat gij van uw vader gehoord hebt.39 Zij antwoordden hem: Onze vader is Abraham. Jezus zeide tot hen: Indien gij Abrahams kinderen waart, zoudt gij de werken van Abraham doen;40 nu zoekt gij mij te doden, een mens die u de waarheid gezegd heeft, die ik van God gehoord heb. Dat deed Abraham niet.41 Gij doet de werken van uw vader. Zij zeiden tot hem: Wij zijn niet in ontucht verwekt: wij hebben een vader: God.42 Jezus zeide tot hen: Indien God uw vader was, zoudt gij mij liefhebben; want ik ben van God uitgegaan en gekomen; immers, ik ben niet uit mijzelf gekomen, maar Hij heeft mij gezonden.43 Waarom begrijpt gij mijn taal niet? Omdat gij niet in staat zijt mijn woord te verstaan.44 Gij zijt uit uw vader, den Duivel, en wilt doen waarin uw vader lust heeft. Die was van den aanvang af een mensenmoorder en staat niet in de waarheid; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij leugen uitspreekt, spreekt hij uit het zijne; want hij is een leugenaar en de vader der leugen.45 Maar mij, omdat ik de waarheid spreek, gelooft gij niet.
46 Wie van u overtuigt mij van zonde? Indien ik de waarheid zeg, waarom gelooft gij mij niet?47 Alwie uit God is hoort de woorden Gods; daarom hoort gij ze niet, omdat gij niet uit God zijt.48 De Joden antwoordden hem: Zeggen wij niet terecht dat gij een Samaritaan zijt en door een duivel zijt bezeten?49 Jezus antwoordde: Ik ben niet van een duivel bezeten, maar eer mijn Vader, en gij ontrooft mij mijn eer.50 Ik zoek mijn eigen eer niet; er is Een die ze zoekt en oordeelt.
51 Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, indien iemand op mijn woord acht slaat, die zal in der eeuwigheid den dood niet aanschouwen.52 De Joden zeiden tot hem: Nu weten wij dat gij bezeten zijt. Abraham is gestorven, en de profeten, en gij zegt: Indien iemand op mijn woord achtslaat, die zal in der eeuwigheid niet sterven.53 Gij zijt toch niet meer dan onze vader Abraham, die gestorven is? En de profeten zijn ook gestorven. Waartoe maakt gij uzelf?54 Jezus antwoordde: Indien ik mijzelf verheerlijk, is mijn heerlijkheid niets waard; maar mijn Vader is het die mij verheerlijkt, Hij, dien gij uw God noemt.55 Doch gij kent Hem niet; ik ken Hem wel. Indien ik zeide Hem niet te kennen, zou ik, evenals gij, een leugenaar zijn; neen, ik ken Hem en sla acht op zijn woord.56 Abraham, uw vader, zag juichend naar mijn dag uit; hij zag dien en was verblijd.57 Toen zeiden de Joden tot hem: Gij zijt nog geen vijftig jaar en hebt Abraham gezien?58 Jezus zeide tot hen: Voorwaar, ik zeg u, eer Abraham werd geboren was ik.59 Nu namen zij stenen op om hem er mee te werpen; maar Jezus werd aan hun oog onttrokken en verliet den tempel.