the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Leidse Vertaling
Jesaja 38
1 In die dagen werd Hizkia dodelijk krank; en de profeet Jezaja, de zoon van Amos, kwam tot hem en zeide tot hem: Zo zegt de Heer: Stel orde op uw zaken; want gij gaat sterven en zult niet langer leven.2 Toen wendde Hizkia zijn gelaat naar den wand, bad tot den Heer3 en zeide: Och, Heer, gedenk toch, hoe ik getrouw en met een onverdeeld hart voor uw aangezicht heb gewandeld en gedaan wat goed is in uw oog! En Hizkia weende bitterlijk.4 Toen kwam het woord van den Heer tot Jezaja:5 Ga aan Hizkia zeggen: zo spreekt de Heer, de god uws vaders Davids: Ik heb uw gebed gehoord, uw tranen gezien. Zie, ik zal aan uw leven vijftien jaren toevoegen,6 u en deze stad uit de hand van Assyrie's koning redden en deze stad beschutten.7 En dit zal u vanwege den Heer het teken zijn dat de Heer zal doen wat hij u heeft toegezegd:8 zie, ik doe de schaduw op de treden, zover de zon op de treden van Ahaz is afgedaald, teruggaan, tien treden achterwaarts. Toen ging de zon tien treden terug, op de treden die zij was afgedaald.
9 Een kleinood van Hizkia, den koning van Juda, toen hij ziek geweest en van zijn ziekte hersteld was:10 Ik dacht: In den bloei mijner dagen moet ik de poorten van het dodenrijk betreden, de rest mijner jaren moet ik derven.11 Ik dacht: Ik zal in het land der levenden den Heer niet zien, noch langer onder de aardbewoners de mensen aanschouwen.12 Mijn woonstede is opgebroken en van mij weggehaald als een herderstent, afgeweven heb ik mijn leven gelijk een weefsel; van de schering snijdt hij mij af.13 Tot den morgen toe riep ik om hulp; gelijk een leeuw, zo verbrijzelt hij al mijn beenderen; van dag tot nacht maakt hij mij af.14 Als een zwaluw, zo piep ik; ik kir gelijk een duif; mijn schreiende ogen zijn naar den hooge gekeerd. Heer, trek u mijner aan, wees mijn borg!15 Wat zal ik zeggen en tot hem spreken, terwijl hijzelf het gedaan heeft? Al mijn jaren moet ik voortsleepen in mijn zielesmart.16 Heer, hiervan wil mijn hart tot u spreken; geef rust aan mijn geest, heb medelijden met mij en bewaar mij in het leven. --17 Zie, in heil is mij het bittere verkeerd: gij hebt mijn leven gespaard van de groeve der vernietiging; want gij hebt al mijn zonden achter uw rug geworpen.18 De onderwereld toch zal u niet loven, de dood u niet roemen; die in den kuil zijn gedaald hopen niet op uw trouw.19 De levende, de levende, hij zal u loven, zoals ik heden doe; de vader zal aan zijn kinderen uw trouw bekendmaken.20 De Heer heeft mij gered; wij zullen al onze levensdagen onze speeltuigen doen klinken.21 22.isa.nl.lie.ot.map038:022 22.isa.nl.lie.ot.map039:001 Te dier tijd zond Merodach Baladan, de zoon van Baladan, de koning van Babel, een brief met een geschenk aan Hizkia; want hij had gehoord dat hij ziek geweest en weer hersteld was.span data-lang="dut" data-trans="lie" data-ref="isa.38.1" class="versetxt">1 In die dagen werd Hizkia dodelijk krank; en de profeet Jezaja, de zoon van Amos, kwam tot hem en zeide tot hem: Zo zegt de Heer: Stel orde op uw zaken; want gij gaat sterven en zult niet langer leven.2 Toen wendde Hizkia zijn gelaat naar den wand, bad tot den Heer3 en zeide: Och, Heer, gedenk toch, hoe ik getrouw en met een onverdeeld hart voor uw aangezicht heb gewandeld en gedaan wat goed is in uw oog! En Hizkia weende bitterlijk.4 Toen kwam het woord van den Heer tot Jezaja:5 Ga aan Hizkia zeggen: zo spreekt de Heer, de god uws vaders Davids: Ik heb uw gebed gehoord, uw tranen gezien. Zie, ik zal aan uw leven vijftien jaren toevoegen,6 u en deze stad uit de hand van Assyrie's koning redden en deze stad beschutten.7 En dit zal u vanwege den Heer het teken zijn dat de Heer zal doen wat hij u heeft toegezegd:8 zie, ik doe de schaduw op de treden, zover de zon op de treden van Ahaz is afgedaald, teruggaan, tien treden achterwaarts. Toen ging de zon tien treden terug, op de treden die zij was afgedaald.
9 Een kleinood van Hizkia, den koning van Juda, toen hij ziek geweest en van zijn ziekte hersteld was:10 Ik dacht: In den bloei mijner dagen moet ik de poorten van het dodenrijk betreden, de rest mijner jaren moet ik derven.11 Ik dacht: Ik zal in het land der levenden den Heer niet zien, noch langer onder de aardbewoners de mensen aanschouwen.12 Mijn woonstede is opgebroken en van mij weggehaald als een herderstent, afgeweven heb ik mijn leven gelijk een weefsel; van de schering snijdt hij mij af.13 Tot den morgen toe riep ik om hulp; gelijk een leeuw, zo verbrijzelt hij al mijn beenderen; van dag tot nacht maakt hij mij af.14 Als een zwaluw, zo piep ik; ik kir gelijk een duif; mijn schreiende ogen zijn naar den hooge gekeerd. Heer, trek u mijner aan, wees mijn borg!15 Wat zal ik zeggen en tot hem spreken, terwijl hijzelf het gedaan heeft? Al mijn jaren moet ik voortsleepen in mijn zielesmart.16 Heer, hiervan wil mijn hart tot u spreken; geef rust aan mijn geest, heb medelijden met mij en bewaar mij in het leven. --17 Zie, in heil is mij het bittere verkeerd: gij hebt mijn leven gespaard van de groeve der vernietiging; want gij hebt al mijn zonden achter uw rug geworpen.18 De onderwereld toch zal u niet loven, de dood u niet roemen; die in den kuil zijn gedaald hopen niet op uw trouw.19 De levende, de levende, hij zal u loven, zoals ik heden doe; de vader zal aan zijn kinderen uw trouw bekendmaken.20 De Heer heeft mij gered; wij zullen al onze levensdagen onze speeltuigen doen klinken.21 22.isa.nl.lie.ot.map038:022 22.isa.nl.lie.ot.map039:001 Te dier tijd zond Merodach Baladan, de zoon van Baladan, de koning van Babel, een brief met een geschenk aan Hizkia; want hij had gehoord dat hij ziek geweest en weer hersteld was.