Lectionary Calendar
Sunday, November 24th, 2024
the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Leidse Vertaling

Jesaja 33

1 Wee u, verdelger, zelf nog niet verdelgd, verrader, dien men niet heeft verraden! Zodra gij gereed zijt met verdelgen, zult gij verdelgd worden, zodra gij voleind hebt met verraden, zal men u verraden.2 Heer, ontferm u onzer! op u hebben wij onze hoop gesteld; wees elken morgen onze arm, ja, ons heil in den tijd der benauwdheid.3 Voor een ontzaglijk geluid vlieden de volken, voor uw donder verstrooien zich de natien;4 hun buit wordt weggeraapt, zoals sprinkhanen wegrapen; zoals kevers aanvallen, valt men er op aan.5 Verheven is de Heer; want hij woont in den hooge; hij heeft Sion vervuld van recht en gerechtigheid.6 Haar bestendig deel zal een rijkdom van heil zijn; wijsheid, kennis en godsvrucht, dat is haar schat.7 Zie, de dappere strijders schreien geweldig, de vredeboden wenen bitterlijk.8 De heirbanen zijn ontvolkt, reizigers zijn er niet meer. Hij heeft het verbond verbroken, steden voor niets geacht, mensen niet geteld.9 Het land rouwt en verkwijnt, de Libanon staat beschaamd, is verwelkt, de Sjaron is aan een wildernis gelijk geworden, naakt zijn Bazan en de Karmel.10 Nu zal ik opstaan, spreekt de Heer, nu mij verheffen, nu mij oprichten.11 Gij gaat zwanger van stro en zult kaf baren, en mijn adem zal als een vuur u verteren.12 Dan zullen de volken brandstof zijn, als doornen op het veld, als vuilnis, dat met vuur verbrand wordt.

13 Hoort, gij die verre zijt, wat ik heb gedaan; neemt gij die nabij zijt, kennis van mijn krachtsbetoon!14 Op den Sion sidderen de zondaars, huivering heeft de goddelozen aangegrepen: "Wie onzer kan vertoeven bij een verterend vuur? wie onzer verwijlen bij een eeuwigen gloed?"15 Hij die rechtschapen van wandel is en oprecht in zijn spreken, gewin door afpersingen versmaadt, zijn handen weerhoudt van het grijpen naar een geschenk, zijn oor toestopt om naar geen moordaanslag te horen, zijn ogen sluit om geen kwaad mee aan te zien,16 hij zal wonen op een verheven plaats, een rotsburcht zal zijn toevluchtsoord zijn; zijn brood zal hem verschaft, zijn water zonder feil verstrekt worden.17 Den koning in volle schoonheid zullen uw ogen zien, een wijd uitgestrekt land zullen zij aanschouwen.18 Bij uzelf prevelt gij in angst: "Waar is nu de geldteller? waar de belastinggaarder? waar is de teller der torens?"19 Het barbaarsche volk ziet gij niet meer, het volk met een spraak te duister om te begrijpen, met een onverstaanbare brabbeltaal.20 Zie Sion, de stad onzer feestgetijden! Uw ogen zullen Jeruzalem zien als een veilig woonoord, als een tent die niet verplaatst wordt, welker pinnen nimmermeer uitgetrokken, welker koorden geen van alle losgerukt worden.21 Integendeel, daar woont een Heerlijke, de Heer, ons ter hulpe, het is een plaats van rivieren, van brede stromen: geen galei komt daarop, geen oorlogsschip steekt er over.22 Want de Heer is onze rechter, aanvoerder, koning: hij zal ons redden.23 Losgemaakt zijn de touwen; zij houden den mast niet in zijn vissingstuk, noch spannen de zeilen uit. Alsdan wordt overvloedige buit verdeeld; zelfs kreupelen vergaren roof.24 Geen inwoner zegt: Ik ben ziek. Het volk dat daar woont heeft schuldvergiffenis.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile